Inbedrijfstelling
1. Open de watervulplug (4).
2. Vul via de vulopening met water tot aan de
markering op het pomphuis.
3. Draai de watervulplug weer in.
Aanzetten van de pomp
1. Open alle in de persleiding aanwezige afslui-
ters (kleppen, sproeier, waterkraan).
2. Brandstofkraan (13) openen.
LET OP!
Laat de pomp nooit draaien terwijl de
persleiding is afgesloten.
Choke (12)
1. Bij een koude start de chokehendel sluiten.
2. Met het apparaat op bedrijfstemperatuur de
chokehendel op halverwege zetten.
De chokehendel helemaal openen als
het apparaat ook bij de tweede startpo-
ging niet wil aanslaan.
De motor starten
Brandbare vreemde voorwerpen uit de buurt
van de cilinder houden
Uitlaat, cilinder en koelribben voor het aanra-
ken laten afkoelen
Starter met trekkoord (11)
1. Het trekkoord vlot uittrekken en vervolgens
weer rustig laten terugrollen.
Volg de instructies onder Choke als het
apparaat ook bij de tweede startpoging
niet wil aanslaan.
De pomp uitschakelen
Gashendel (15) in de stand "SLOW" zetten.
Contactschakelaar (10) in de stand "OFF"
zetten.
Brandstofkraan (13) sluiten.
Alle in de persleiding aanwezige afsluiters
dicht zetten.
ONDERHOUD
GEVAAR!
Voor instel-, onderhouds- en reparatie-
werkzaamheden de motor altijd uitzetten
en beveiligen.
Bougiedop lostrekken en bij de bougie van-
daan houden.
477 347_a
Vóór alle onderhouds- en reinigingswerk-
zaamheden de bougiedop lostrekken!
Het apparaat niet met water afspuiten! Het
binnendringen van water (ontsteking, carbu-
rateur...) kan tot storingen leiden.
Het apparaat na elke gebruik reinigen
Onderhoudsschema opvolgen
De op uren gebaseerde, resp. de jaarlijkse in-
tervallen opvolgen, afhankelijk van welke het
eerst komt.
Bij het gebruik onder extreme omstandighe-
den is vaker onderhoud noodzakelijk.
Spoelen van de pomp
Na het verpompen van chloorhoudend zwembad-
water of vloeistoffen die resten achterlaten, moet
de pomp met schoon water worden doorgespo-
eld.
Carburateur instellen
De carburateurinstellingen mogen uits-
luitend in erkende werkplaatsen of door
onze klantenservice worden gewijzigd.
Controle op vonkvorming
Vonken kunnen brand of een elektrische
schok veroorzaken.
Gebruik een geschikte vonktester
Ontstekingsvonken nooit met een uitge-
bouwde bougie controleren
Luchtfilter vervangen
Het luchtfilter regelmatig reinigen. Een bescha-
digd luchtfilter vervangen.
1. Luchtfilterkap
verwijderen.
schroef losdraaien en de kap afnemen.
2. Het schuimplastic filter uitnemen en schoons-
poelen in een warm zeepsopje. Uitsluitend in
gedroogde toestand weer terugplaatsen.
3. De luchtfilterkap weer terugplaatsen.
Olie verversen
Het oliepeil regelmatig controleren.
Het oliepeil telkens na 8 bedrijfsuren of dagelijks
vooraf aan de motorstart controleren (zie aanbe-
veling bij olie).
Daartoe
de
29