Resterende kabels van de batterijen af-
halen.
Batterijen eruit nemen.
Verbruikte batterijen conform de gel-
dende bepaleingen verwijderen.
Afladen
Waarschuwing
Voor een onmiddelijke buitengebruikstel-
ling van alle functies de noodstopknoppen
indrukken en de sleutelschakelaar in de
stand „0" draaien.
Vier vloerplanken van de pallet zijn met
schroeven bevestigd. Schroef deze
planken er af.
Afbeelding 4, zie omslagpagina
Leg de planken op de kant van de pal-
let. Plaats de planken zo, dat ze voor de
wielen van het apparaat liggen. Beves-
tig de planken met de schroeven.
De in de verpakking bijgevoegde bal-
ken voor ondersteuning van de helling
gebruiken.
Houten latten voor de wielen verwijde-
ren.
Afbeelding 5, zie omslagpagina
Aan de hendel van de rem trekken en
het apparaat bij een aangetrokken hen-
del van het platform schuiven.
of
Nood-stop-knop door draaien ontgren-
delen.
Sleutelschakelaar op „1" stellen.
Rijrichtingsschakelaar bedienen en ap-
paraat langzaam van het platform rij-
den.
Sleutelschakelaar weer op „0" zetten.
Reinigingskop inbouwen
Het inbouwen van de reinigingskop is be-
schreven in het hoofdstuk „Onderhouds-
werkzaamheden".
Waarschuwing
Bij veel modellen is de reinigingskop reeds
gemonteerd.
Borstels monteren
De montage van de borstels is beschreven
in het hoofdstuk „Onderhoudswerkzaam-
heden".
Zuigbalk monteren
Afbeelding 6, zie omslagpagina
Zuigbalk zodanig in de ophanging
plaatsen dat de vormplaat boven de op-
hanging ligt.
Vleugelmoeren aanspannen.
Zuigslang plaatsen.
Werking
Gevaar
Verwondingsgevaar. Het apparaat niet
zonder veiligheidsdak tegen vallende voor-
werpen gebruiken in bereiken waar de be-
diener eventueel kan worden geraakt door
vallende voorwerpen.
Waarschuwing
Voor een onmiddellijke buitengebruikstel-
ling van alle functies de Nood-Uit-schake-
laar indrukken.
46
Parkeerrem controleren
Gevaar
Gevaar voor ongelukken. Voor ieder ge-
bruik moet de functie van de parkeerrem op
een vlak oppervlak gecontroleerd worden. .
Ga op de stoel zitten.
Nood-Uit-schakelaar door draaien ont-
grendelen.
Sleutelschakelaar op „1" zetten.
Een rijrichting kiezen.
Rijpedaal zacht indrukken.
De rem moet hoorbaar ontgrendelen
(het controlelampje van de parkeerrem
op het bedieningspaneel gaat uit). Het
apparaat moet op een vlak oppervlak
makkelijk kunnen rollen. Wanneer het
pedaal wordt losgelaten, valt de rem
hoorbaar in. Het apparaat moet buiten
bedrijf gesteld worden en de klanten-
dienst moet ingeschakeld worden, wan-
neer dit niet zo is.
Rijden
Gevaar
Ongevalgevaar. Wanneer het apparaat
geen remwerking meer toont, ga dan als
volgt te werk:
Wanneer het apparaat op een helling
van meer dan 2% bij het loslaten van
het rijpedaal niet tot stilstand komt, mag
om veiligheidsredenen de noodstop-
knop alleen ingedrukt worden, wanneer
de juiste mechanische functie van de
parkeerrem bij iedere inbedrijfname
van de machine van te voren gecontro-
leerd is.
Het apparaat moet bij het bereiken van
de stilstand (op een effen vlakte) buiten
werking gesteld worden en de klanten-
dienst moet geraadpleegd worden!
Bijkomend moeten de onderhoudsin-
structies voor remmen in acht genomen
worden.
Gevaar
Kantelgevaar bij de sterke hellingen.
In rijrichting alleen hellingen tot 10% be-
rijden.
Kantelgevaar bij snel door de bochten rij-
den.
Slipgevaar bij natte bodems.
In bochten langzaam rijden.
Kantelgevaar bij onstabiele ondergrond.
Het apparaat uitsluitend op bevestigde
ondergrond bewegen.
Kantelgevaar bij de zijwaartse hellingen.
Dwars op de rijrichting alleen hellingen
tot maximaal 10 % berijden.
Rijden
Nood-stop-knop door draaien ontgren-
delen.
Gaan zitten en sleutelschakelaar op „1"
stellen.
Rijrichting met de rijrichtingsschakelaar
op het bedieningspaneel instellen.
Rijsnelheid bepalen door het bedienen
van het gaspedaal.
Apparaat stoppen: Gaspedaal loslaten.
3
-
NL
Waarschuwing
De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-
derd worden. Door meermaals vooruit- en
achteruit te rijden kunnen ook heel stompe
voorwerpen gepolijst worden.
Display
Bij het inschakelen van het apparaat ver-
schijnen op het display na elkaar de vol-
gende meldingen:
„ < ZELFTEST >": De besturing voert
–
een zelftest uit.
„Water E-----F" (variant Adv): Waterpeil
–
in het schoonwaterreservoir (6 secon-
den lang).
„B-urenxxxxxhxxm+" (variant Classic):
Bedrijfsuren (6 seconden lang)
„Batterij: E-----F": Ladingstoestand van
–
de batterij.
Overbelasting
Bij overbelasting wordt de motor van de
wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-
schakeld. Op het display verschijnt een sto-
ringsmelding. Bij oververhitting van de
besturing wordt het betrokken aggregaat
uitgeschakeld.
Apparaat gedurende minstens 15 minu-
ten laten afkoelen.
Schleutelschakelaar op „0" draaien,
korte tijd wachten en weer op „1" draai-
en.
Bedrijfsstoffen vullen
Reinigingsmiddel
Waarschuwing
Beschadigingsgevaar. Alleen de aanbevo-
len reinigingsmiddelen gebruiken. Voor an-
dere reinigingsmiddelen draagt de
exploitant het verhoogde risico betreffende
de bedrijfszekerheid en het ongevalgevaar.
Uitsluitend reinigingsmiddelen gebruiken
die vrij zijn van oplosmiddelen, zoutzuur en
bijtende zuren.
Veiligheidsinstructies op de reinigingsmid-
delen in acht nemen.
Instructie
Geen sterk schuimend reinigingsmiddel
gebruiken.
Aanbevolen reinigingsmiddelen:
Gebruik
Onderhoudsreiniging van
alle waterbestendige vloe-
ren
Onderhoudsreiniging van
blinkende oppervlakken
(bijv. Granit)
Onderhoudsreiniging en
basisreiniging van industri-
ele vloeren
Onderhoudsreiniging en
basisreiniging van fijne
stenen tegels
Reini-
gingsmid-
del
RM 746
RM 780
RM 755 es
RM 69 ASF
RM 753