Herunterladen Diese Seite drucken

Stiga A 500 Bedienungsanleitung Seite 49

Vorschau ausblenden Andere Handbücher für A 500:

Werbung

Verfügbare Sprachen
  • DE

Verfügbare Sprachen

  • DEUTSCH, seite 27
2.3.1. INSTALLATIE VAN HET OPLAADSTATION
De oplaadbasis kan aan de rand van het werkgebied worden
geïnstalleerd of in een gebied dat ermee verbonden is via een
transferpad.
1. Controleer de installatievereisten zoals aangegeven in
Par. 2.1.2.
2. Bereid indien nodig de grond voor zodat het oppervlak van
het laadstation (Afb. 8.L) zich op hetzelfde niveau bevindt
als het gazon, het terrein moet perfect vlak en compact zijn
om vervorming van het oppervlak van het oplaadstation te
voorkomen.
3. Bevestig het laadstation (Afb. 8.L) op de grond met de
borgschroeven (Afb. 8.M).
4. Controleer of het satellietreferentiestation (Afb. 8.A ) via zijn
connector aan het oplaadstation verbonden is.
5. Sluit de voeding aan op het laadstation en schroef de
connector vast.
6. Verbind de stekker van de voedingseenheid aan het
stopcontact.
7. Controleer of wanneer de robotmaaier niet in het laadstation
staat, het indicatielampje op het laadstation (Afb. 8.N) brandt
(zie Par. 3.3).
2.3.2. INSTALLATIE VAN HET
SATELLIETREFERENTIESTATION
Het satellietreferentiestation (Afb. 8.A) vereist dat de hemel volledig
zichtbaar is. Het wordt geleverd met het oplaadstation en wordt
onder de beschermkap geïnstalleerd (Afb. 8.C).
Indien het oplaadstation (Afb. 8.L) niet in een gebied is
geplaatst waar de hemel volledig zichtbaar is, moet het
satellietreferentiestation verwijderd worden (Afb. 8.A) uit het
oplaadstation en geïnstalleerd worden in een zone waar de hemel
volledig zichtbaar is. De hemel moet als volledig zichtbaar worden
beschouwd wanneer deze vrij is voor een hoek van ten minste
120 graden in alle richtingen.
Raadpleeg de Uitgebreide Handleiding voor de afzonderlijke
installatie van het satellietreferentiestation.
WAARSCHUWING:
Om veiligheidsredenen mag het satellietre-
ferentiestation nooit worden verplaatst na
het programmeren van de virtuele grenzen,
transferroutes en te vermijden gebieden.
De robotmaaier zou het geprogrammeerde
werkgebied kunnen verlaten. Als het satellie-
treferentiestation verplaatst wordt, moet het
opnieuw geprogrammeerd worden.
2.3.3. ROBOTMAAIER OPLADEN NA DE INSTALLATIE
Laad de batterijen voor minimaal 2 uur op voordat u het product
voor de eerste keer gebruikt.
2.4. PROGRAMMERING VAN VIRTUELE GRENZEN,
TRANSFERROUTES EN TE VERMIJDEN
GEBIEDEN
Het programmeren van virtuele grenzen, transferroutes en
te vermijden gebieden wordt uitgevoerd met behulp van de
respectievelijke begeleide procedures in de "STIGA.GO" APP.
De procedure vereist dat u de robotmaaier handmatig bestuurt
door erlangs te lopen volgens de algemene criteria die zijn
uiteengezet in Par. 2.2.
NL
WAARSCHUWING:
Het werkgebied of de paden die door de machi-
ne worden gebruikt voor de transfer, moeten
zo zijn ingericht dat er geen openbare ruimten,
gebieden die gewoonlijk worden gebruikt voor
parkeren, voor het doorrijden van voertuigen
of waar groepen mensen door stappen, in
vallen om schade aan mensen, dingen of
ongevallen met voertuigen te vermijden.
WAARSCHUWING:
Voor zijn eigen veiligheid en om schade aan
mensen, dieren of dingen te voorkomen, moet
de bestuurder eerst het gebied kennen waarin
de robotmaaier handmatig geleid wordt.
Loop tijdens het besturen van de robot voor-
zichtig om te voorkomen dat u valt.
WAARSCHUWING:
Het werkgebied en in het algemeen de ge-
bieden waarin de robotmaaier kan rijden,
moet afgebakend worden door een niet-be-
gaanbaar hek.
Maak de afrastering geschikt of houd toezicht
op de robotmaaier tijdens het gebruik.
3.
WERKING
3.1. HANDMATIGE WERKING VAN DE
ROBOTMAAIER
De robotmaaier kan worden gebruikt zonder de werktijden
te programmeren. In deze modus voert de robotmaaier een
werkcyclus uit, keert terug naar het laadstation en blijft daar tot
de volgende handmatige start.
Om de machine in deze modus te gebruiken, is het echter
noodzakelijk om virtuele grenzen, overdrachtspaden en zones
die vermeden moeten worden te programmeren (Zie Par. 2.4)
1. Plaats de robotmaaier op het laadstation of in ieder geval
binnen de perimeter van de installatie.
2. Druk op de "STOP" -knop (Afb. 1.A) om het deksel te openen
(Afb. 1.B) en toegang te verkrijgen tot het bedieningspaneel
(Afb. 1.C).
3. Druk op de "ON/OFF" -knop (Afb 1.E) gedurende 5 seconden
om de robotmaaier in te schakelen.
4. Druk op de knop "SELECTIE MODUS" (Afb. 1.F), tot enkel het
icoon"ENKELE WERKCYCLUS" knippert (Afb. 1.L).
5. Druk op de knop "BEVESTIGEN" (Afb. 1.G). Het icoon (Afb. 1.L)
gaat vast branden om de actie te bevestigen.
6. Sluit de kap (Afb. 1.B). De robotmaaier begint te werken.
OPMERKING: deze modus garandeert mogelijk geen
voldoende dekking van de tuin, zowel in termen van
benodigde tijd als in termen van gelijkmatigheid van het
maairesultaat, vooral als de tuin een onregelmatige vorm
heeft. Om de maximale efficiëntie van de robotmaaier
te bereiken, wordt aanbevolen om de werktijden te
programmeren.
41

Werbung

loading