Montage
Montage brander
5
4
6
39
Montage van de brander
De branderflens 3 is voorzien van
langgaten en kan voor een gat-Ø van
150 - 180 mm gebruikt worden. Deze
maten zijn conform EN 226.
Door verschuiven van buizensteun 2 op
de branderbuis kan de insteekdiepte van
het mengtoestel aangepast worden aan
de afmetingen van de verbrandings-
ruimte. De insteekdiepte blijft bij in- en
uitbouwen onveranderd.
Door buizensteun 2 wordt de brander aan de
aansluitflens en dus aan de ketel bevestigd.
De verbrandingsruimte wordt hierdoor dicht
afgesloten.
Montage van de gasarmatuur
· Controleren of de ringafdichting J1
aanwezig is en correct op de flens
ligt.
· Gasarmatuur rechts of links met
Spoelen in bovenste verticale
positie bevestigen.
· Aansluitkabel voor gasarmatuur door
slangklem 7 geleiden en bij gasar-
matuur insteken.
m
In België moet relaiskit met art.
Nr. 13013508 worden gebruikt.
12/2005 - Art. Nr. 13 018 256A
Inbouwen:
Aansluitflens 3 met bouten 4 aan de
ketel bevestigen
Buizensteun 2 aan de branderbuis
monteren en met bout 1 bevestigen.
Bout 1 met een aantrekmoment van
max. 6 Nm aantrekken.
Brander enigszins draaien, in de flens
voeren en met bout 5 bevestigen.
Uitbouwen:
Bout 5 losdraaien
Brander uit de bajonetsluiting draaien en
uit de flens trekken.
Inbouwdiepte van de branderbuis
en inmetselen
Bij verwarmingen zonder gekoelde
voorwand is, als de ketelfabrikant geen
andere opgave doet, een inwendige
bekleding of isolatie 5 zoals hiernaast
afgebeeld noodzakelijk. Het inmetselen
mag de voorkant van de vlambuis niet
overlappen en moet met minimaal
60° conisch toelopen. De luchtspleet 6
met een elastisch, onbrandbaar isolatie-
materiaal opvullen. Bij ketels met
omkeerverbranding moet de minimale
insteekdiepte A van de branderbuis
conform opgave van de ketelfabrikant
in acht worden genomen.
Algemene voorschriften voor de
gasaansluiting.
· De aansluiting van de gasblok aan
het gasnet mag alleen door een
erkend vakman worden uitgevoerd.
· De diameter van de gasleiding moet
zo worden vormgegeven dat de
voorgeschreven gasstroomdruk niet
wordt onderschreden.
· Vóór de Gasarmatuur moet een gas-
kogelkraan (in het gebouw aan te
brengen) worden gebruikt.
· In Duitsland moet volgens de
voorbeeld-verbrandingsverordening
extra een thermisch in werking
tredende afsluitkraan (in het gebouw
aan te brengen) worden gebruikt.
Bij de inbedrijfstelling van de brander
wordt tegelijkertijd de installatie onder
verantwoording van de installateur of
zijn plaatsvervanger afgenomen. Alleen
hij kan waarborgen dat de installatie
conform de normen en voorschriften
van kracht is.
De installateur moet in het bezit zijn
van een door de gasleverancier
afgegeven vergunning en moet de ins-
tallatie op lekkages gecontroleerd en
grondig ontlucht hebben.
NL