Fig. 13
B
108
3
Vervang beschadigde inzetstukken. Veeg vuil van de
binnenkant van de filterbehuizing met een schone
doek.
4
Reinig het schuiminzetstuk met een zachte zeepop-
lossing.
Spoel het grondig met schoon water en laat het goed
drogen.
Gebruik NOOIT benzine of reinigingsoplossingen met lage
vlampunten voor het reinigen van het luchtfilterinzetstuk.
Dit zou kunnen leiden tot brand of ontploffing.
5
Vervang het inzetstuk in schuim in het luchtfilterin-
zetstuk.
6
Sluit de kap van de luchtfilterbehuizing.
Laat de motor nooit draaien zonder een filterinzetstuk of
met een beschadigd inzetstuk. Op die manier komt er
vuil in de motor terecht waarbij ernstige schade aan de
motor kan optreden. De fabrikant is niet aansprakelijk
voor schade die voortvloeit uit een dergelijk gebruik. De
gebruiker is de enige die het risico hiervan draagt.
Ontstekingsbougies controleren
1
Schakel de motor uit en laat deze afkoelen.
Opgelet! Brandgevaar.
2
Reinig of vervang als nodig de ontstekingsbougies.
Zie motorhandboek.
3
Neem de bougiestekker uit en verwijder vuil uit het
gebied van de ontstekingsbougie.
4
Neem de bougiestekkers uit en onderzoek ze.
5
In geval van schade, zoals barsten of splinters, moet
u de ontstekingsbougie vervangen.
6
Reinig de elektroden van de ontstekingsbougie met
een draadborstel.
7
Controleer en stel de elektrodeafstand af. Zie „Tech-
nische gegevens" voor de afstand.
8
Schroef de ontstekingsbougies in en maak ze vast
met de bougiesleutel.
9
Plaats de bougiestekker op de ontstekingsbougies.
10 Zorg dat er geen vuil in de cilinderkop terechtkomt
tijdens het vervangen.
11 Controleer of de ontstekingsbougie goed geplaatst is.
12 Een losse ontstekingsbougie kan schade aan de motor
veroorzaken door oververhitting.
13 Te hard inschroeven kan de draad in de cilinderkop
beschadigen.
14 De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die
hieruit voortvloeit. De gebruiker is de enige die het
risico hiervan draagt.
De motorsnelheid regelen afb. 13
1
Zet de gashendel (11) naar rechts in de stationaire
stand.
2
Schakel de motor in en laat deze gedurende een mi-
nuut opwarmen.
–
Schroef de choke-aanslagschroef (B) in om de
snelheid te verhogen.
–
Schroef de choke-aanslagschroef (B) naar buiten
om de snelheid te verlagen.
–
Het stationaire toerental moet zo worden inge-
steld dat de stamper stil staat en stil blijft staan.
–
Het inschroeven van de gasaanslagschroef (C)
verlaagt de snelheid.