Aan de slag
Voor de installatie
Algemene voorzorgen
• Steek GEEN metalen voorwerpen in de toestel.
• Laat de toestel intact. Verwijder GEEN schroeven, beschermplaten
of onderdelen.
• Stel de toestel NIET bloot aan vochtigheid zoals regen.
Plaatsing
• Plaats de toestel op een horizontaal oppervlak dat niet vochtig mag
zijn of kan worden.
• De omgevingstemperatuur mag niet lager zijn dan –5˚C en niet
hoger worden dan 35˚C.
• Zorg voor voldoende ventilatie rond de toestel. Bij gebrek aan
ventilatie kan de toestel oververhit en beschadigd raken.
Wees voorzichtig met het toestel
• NIET het netsnoer met natte handen aanraken.
• NIET aan het netsnoer trekken om de stekker uit het stopcontact te
halen. Trek uitsluitend aan de stekker voor het ontkoppelen zodat
het snoer niet wordt beschadigd.
• Houd het netsnoer uit de buurt van de aansluitsnoeren en de
antenne. Het netsnoer kan anders ruis of storing veroorzaken.
Verbind de antenne bij voorkeur met een coaxkabel die goed tegen
interferentie is beschermd.
• De door u gemaakte instellingen, bijvoorbeeld de voorkeurzenders
voor FM of AM (MG/LG) en geluidsinstellingen, worden na
enkele dagen gewist in geval van een stroomonderbreking of
wanneer de stekker uit het stopcontact werd getrokken.
De meegeleverde accessoires controleren
Controleer of u in het bezit bent van alle onderstaande meegeleverd
accessoires.
Het getal tussen haakjes geeft het aantal items aan dat u van het type
accessoire in uw bezit dient te hebben.
• Afstandsbediening (1)
• Batterijen (2)
• AM-raamantenne (voor MG/LG-ontvangst) (1)
• FM-antenne (1)
Mocht er een item ontbreken, neemt u dan onverwijld contact op
met uw leverancier.
3
NL01-07.RX-5020RBK&5022RSL[E]f
3
Batterijen in de afstandsbediening
plaatsen
Voordat u de afstandsbediening kunt gebruiken, moet u eerst de twee
meegeleverde batterijen in het daarvoor bestemde batterijenvakje
plaatsen.
• Als u de afstandsbediening gebruikt, moet u deze rechtstreeks op
de afstandsbedieningssensor richten die op de toestel is
aangebracht.
1 Verwijder het deksel van het batterijenvakje aan
de achterzijde van de afstandsbediening.
2 Plaats de batterijen in het batterijenvakje.
• Let daarbij op de polen van de batterijen: (+) tegen (+) en
(–) tegen (–).
3 Plaats het klepje terug op het batterijenvakje.
Gebruikte batterijen:
Als u merkt dat de afstand tot de ontvanger waarover de
afstandsbediening goed functioneert afneemt, moet u de batterijen
vervangen. Gebruik voor de afstandsbediening twee droge batterijen
van het type R6P(SUM-3)/AA(15F).
LET OP:
Volg de onderstaande procedures om te voorkomen dat de batterijen
gaan lekken of openbreken:
• Let bij het plaatsen van de batterijen op de polariteit:
(+) tegen (+) en (–) tegen (–).
• Gebruik het juiste type batterijen. Batterijen die lijken op het
aangegeven type kunnen van een ander voltage zijn.
• Vervang beide batterijen altijd tegelijk en niet afzonderlijk.
• Stel batterijen nooit bloot aan warmtebronnen of open vuur.
02.2.7, 0:34 PM