Kalibratiecontrole voorbereiden:
U kunt de kalibratie van de laser controleren. Plaats het toestel in het
midden tussen twee muren die minstens 5 meter van elkaar verwijderd zijn
(laserkruis aan). Voor een optimale controle een statief gebruiken.
Voor de kalibratiecontrole moet de Sensor-Automatic actief en de
!
nivellering van het apparaat voltooid zijn. Zie hiervoor ook het hoofd-
stuk ‚Horizontaal en verticaal nivelleren.'
1. Markeer punt A1 op de wand.
2. Draai het toestel 180° om en markeer het punt A2. Tussen A1 en A2 hebt
u nu een horizontale referentie.
1.
A1
2.
Kalibratie controleren:
3. Plaats het toestel zo dicht mogelijk tegen de wand ter hoogte van
punt A1.
4. Draai het toestel vervolgens 180° en markeer punt A3. Het verschil tussen
A2 en A3 moet binnen de tolerantie van de nauwkeurigheid liggen.
3.
A1
4.
Wanneer het verschil tussen punt A2 en A3 groter is dan de aangege-
!
ven tolerantie, nl. 1 mm / 10 m, is een kalibratie nodig. Neem hiervoor
contact op met uw vakhandelaar.
30
NL
A2
A2
A2
A3
A2
A3