7.3
Netaansluiting
7.4
Elektrische aansluiting
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-Medana CH1-LC
Installatie en elektrische aansluiting
VOORZICHTIG
Gevaar voor vreemde materialen in de pomp
Zorg dat u vóór de installatie de afsluitinrichtingen van het pomphuis hebt verwij-
derd.
LET OP
Elke pomp kan in de fabriek zijn getest om de hydraulische prestaties te verifiëren en
er kan water in het product zijn achtergebleven. Ten behoeve van de hygiëne moet
de pomp voor gebruik worden doorgespoeld.
Breng isolatiemateriaal (kurk of versterkt rubber) onder de pomp aan om geluidsover-
last en de overdracht van trillingen naar de installatie te vermijden.
ƒ
De pomp mag niet het gewicht van de leidingen dragen (Fig. 5).
ƒ
Toegestane inbouwposities voor pomp (Fig. 8).
ƒ
Wij raden aan de pomp te voorzien van afsluiters aan de zuig- en perszijde.
ƒ
Gebruik dilatatievoegen om het geluids- en trillingsniveau van de pomp te vermin-
deren.
ƒ
De dwarsdoorsnede van de leiding moet minstens even groot zijn als de diameter
van het zuigstuk op het pomphuis.
ƒ
De installatie van een terugslagklep in de persleiding wordt geadviseerd om de pomp
tegen drukstoten te beschermen.
ƒ
Indien deze rechtstreeks op het openbare drinkwaternet is aangesloten moet de
aansluiting van de aanzuigleiding ook worden uitgerust met een terugslagklep en
een afsluitkraan.
ƒ
Indien deze indirect via een reservoir is aangesloten, moet de aansluiting van de aan-
zuigleiding ook worden uitgerust met een zuigzeef en een terugslagklep om te
voorkomen dat onzuiverheden de pomp binnendringen.
GEVAAR
Gevaar voor elektrocutie
Indien de elektrische aansluiting verkeerd is uitgevoerd bestaat gevaar voor elektro-
cutie.
■ Laat de elektrische aansluiting uitsluitend uitvoeren door een door de lokale elek-
triciteitsleverancier goedgekeurde elektricien en conform de lokaal geldende voor-
schriften.
■ Voorafgaand aan de elektrische aansluiting moet de pomp spanningsvrij en bevei-
ligd zijn tegen onbevoegde herinschakeling.
■ Om een veilige installatie en bediening te garanderen, moet de pomp correct wor-
den geaard met de aardterminals van de spanningsvoorziening (Fig. 6).
ƒ
Verifieer dat de gebruikte nominale stroom, spanning en frequentie overeenkomen
met de gegevens op het typeplaatje van de pomp.
ƒ
De pomp moet op de stroomvoorziening worden aangesloten met behulp van een
kabel uitgerust met een contrastekker of een hoofdschakelaar.
ƒ
De driefasemotoren moeten worden aangesloten op een goedgekeurde veiligheids-
installatie. De nominale stroominstelling moet overeenkomen met de waarde die op
de sticker van de motor staat vermeld.
ƒ
Enkelfasige motoren zijn standaard uitgerust met thermische motorbeveiliging;
hierdoor stopt de pomp als de toegestane temperatuur van de wikkeling wordt over-
schreden en start deze automatisch weer zodra deze weer is afgekoeld.
ƒ
De aansluitkabel moet zo worden geleid dat deze nooit in contact komt met het
hoofdriool en/of het pomphuis en het motorhuis.
ƒ
De pomp/installatie moet conform de lokale voorschriften worden geaard. Als extra
beveiliging kan een vermogensbeschermingsschakelaar worden toegepast.
ƒ
De aansluiting op de stroomvoorziening moet overeenkomen met het elektrische
aansluitschema (Fig. 6).
nl
51