Raadpleeg de meegeleverde zenderinstructies voor meer informatie over het besturen van het model.
Vooruitrijden, remmen en dan achteruitrijden:
De gas-remhendel zonder onderbreking van de greep wegtrekken (remmen); als het voertuig tot stilstand komt de
gas-remhendel kort (ca. 1 seconde) in neutraal zetten, dan gas-remhendel van de greep wegtrekken (het voertuig
rijdt nu achteruit)
Vooruitrijden
• Als de gas-remhendel direct zonder onderbreking van het vooruit naar achteruit wordt gewisseld vindt er een
remfunctie van de aandrijving plaats (voertuig rijdt niet achteruit).
• Indien direct van vooruit- naar achteruitrijden moet worden gewisseld, moet de gas-remhendel eerst van de hand-
greep weggetrokken worden en in de neutraalstand worden gezet. Als het voertuig tijdens deze fase vooruitrijdt,
wordt daardoor ook de remprocedure uitgevoerd. Als de gas-remhendel nu een tweede keer van de greep wordt
weggetrokken rijdt het voertuig achteruit.
Belangrijk:
Het voertuig rijdt dus na vooruit te zijn gereden pas achteruit, wanneer de gashendel nogmaals van de greep
wordt weggeduwd. Dit is nodig voor de remfunctie; het beschermt de aandrijving ook tegen overbelasting door
een onmiddellijke omschakeling van vooruit- naar achteruitrijden.
60
1. Gas-remhendel loslaten (neutrale stand), voertuig rolt uit resp. beweegt niet (evt.
trimregelaar voor de rijfunctie op de zender corrigeren)..
2. Vooruitrijden, gas-remhendel langzaam in richting van de greep duwen.
Remmen
3. Vooruitrijden en dan remmen (het voertuig vertraagt;
rolt niet langzaam uit), de gas-remhendel zonder on-
derbreking van de greep wegtrekken.
Als het voertuig stil staat,
even wachten
(1 seconde)
Achteruitrijden