4
Inbedrijfname
Alle elektrische aansluitingen correct aansluiten
en pas daarna de inbedrijfstelling uitvoeren!
▶ Respecteer de installatiehandleidingen
van alle componenten en modules van de
installatie.
▶ Let erop, dat niet meerdere modules het-
zelfde zijn gecodeerd.
▶ Schakel de voedingsspanning alleen in,
wanneer alle modules zijn ingesteld.
OPMERKING: Na het inschakelen kunnen aan-
gesloten pompen meteen beginnen te draai-
en, zolang de regeling de module niet heeft
herkend.
▶ Vullen voor het inschakelen van de instal-
latie, zodat de pompen niet droog lopen.
4.1
Codeerschakelaar instellen
Wanneer de codeerschakelaar op een geldige positie staat, dan
brandt de bedrijfsindicatie constant groen. Wanneer de co-
deerschakelaar op een ongeldige positie staat, brandt de be-
drijfsindicatie eerst niet en begint daarna rood te knipperen.
cv-circuits via codeerschakelaar toekennen:
Wanneer een cv-circuit direct op het toestel is
aangesloten, mag op geen enkele module de
codeerschakelaar op 1 worden gezet. Het eer-
ste cv-circuit na de open verdeler is in dit geval
cv-circuit 2.
•
1 cv-circuit:
codeerschakelaar op 1
•
2 cv-circuits:
cv-circuit 1 = codeerschakelaar op 1;
cv-circuit 2 = codeerschakelaar op 2
•
3 cv-circuits:
cv-circuit 1 = codeerschakelaar op 1;
cv-circuit 2 = codeerschakelaar op 2;
cv-circuit 3 = codeerschakelaar op 3 enzovoort
MM100
Boilerlaadcircuit (1 of 2) via codeerschakelaar toekennen:
Wanneer een boilerlaadcircuit direct op het
toestel is aangesloten, mag op geen enkele mo-
dule de codeerschakelaar op 9 worden gezet.
Het boilerlaadcircuit achter de open verdeler is
in dit geval boilerlaadcircuit 2.
•
1 boilerlaadcircuit: codeerschakelaar op 9
•
2 boilerlaadcircuits:
boilerlaadcircuit 1 = codeerschakelaar op 9;
boilerlaadcircuit 2 = codeerschakelaar op 10
4.2
Inbedrijfname van de installatie en de module
4.2.1 Instellingen voor cv-circuit
1. Module aan een cv-circuit toekennen (afhankelijk van de
geïnstalleerde bedieningseenheid 1 ... 8).
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules
instellen.
3. Voor de hele installatie de netspanning inschakelen.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen
brandt:
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegele-
verde handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
4.2.2 Instellingen voor boilerlaadcircuit
1. Module aan een boilerlaadcircuit (9 ... 10) toekennen.
2. Eventueel de codeerschakelaar op overige modules
instellen.
3. Voor de hele installatie de netspanning inschakelen.
Wanneer de bedrijfsindicatie van de module permanent groen
brandt:
4. Neem de bedieningseenheid aan de hand van de meegele-
verde handleiding in bedrijf en stel deze overeenkomstig in.
Inbedrijfname | 69
6 720 813 621 (2014/12)