Waarschuwing: Als de geleidingsdraad of een van de accessoire-
onderdelen tijdens de procedure beschadigd blijkt (gebroken,
gesneden, gedeukt, afgeplat, uitgerekt, enz.), implanteer de
geleidingsdraad dan niet. Gebruik een nieuwe geleidingsdraad.
Let op:
▪
De mandrijn die in geleidingsdraad Model 3387 of 3389 wordt
ingebracht, is specifiek per geleidingsdraad. De mandrijnen zijn niet
uitwisselbaar tussen verschillende geleidingsdraadmodellen of
tussen individuele geleidingsdraden van hetzelfde model. Gebruik
van een niet-passende mandrijn kan de geleidingsdraad
beschadigen en operatieve vervanging noodzakelijk maken.
▪
De geleidingsdraad of de verlengkabel niet buigen, knikken,
uitrekken of verdraaien aangezien deze daardoor beschadigd kan
raken. Schade aan de onderdelen kan operatieve vervanging
noodzakelijk maken.
▪
De mandrijn niet buigen of knikken, aangezien deze daardoor
beschadigd kan raken. Schade aan de onderdelen kan operatieve
vervanging noodzakelijk maken.
▪
Zorg dat de geleidingsdraadcontactpunten op één lijn liggen met de
handgreep van de mandrijn op het moment dat de
proefstimulatorkabel wordt aangesloten. Als de contactpunten niet
goed zijn uitgelijnd, kan dit leiden tot haperende stimulatie of
stimulatieverlies.
▪
Gebruik voor het vastpakken van de geleidingsdraad uitsluitend een
atraumatisch pincet. Gebruik geen instrumenten met scherpe
randen (zoals een vaatklem) die de isolatie zouden kunnen
beschadigen waardoor operatieve vervanging van de
geleidingsdraad noodzakelijk is.
▪
Gebruik geen fysiologische zoutoplossing of andere ionische
vloeistoffen bij de aansluitingen, aangezien dit kortsluiting kan
veroorzaken.
Opmerking: Tijdens een implantatieprocedure van een geleidingsdraad voor
bewegingsstoornissen dient er een inbrengcanule te worden geplaatst op een
punt ongeveer 15 mm proximaal ten opzichte van de doellocatie voor
stimulatie. De geleidingsdraad moet door de inbrengcanule naar de
doellocatie gevoerd worden. Er kan een stereotactisch frame worden gebruikt
om de geleidingsdraad te stabiliseren in de canule.
1. Maak na het plaatsen van het stereotactische frame gebruik van
standaardbeeldtechnieken om de coördinaten voor de doellocatie van
de geleidingsdraad te bepalen.
2. Bereid de patiënt via normale stereotactisch-neurochirurgische
procedures op de ingreep voor.
3. Maak een incisie. Houd daarbij rekening met de plaats van het boorgat.
4. Creëer middels stompe dissectie een subgaleale pocket aan de
bovenkant van de schedel bij de rand van de incisie van het boorgat
voor de plaatsing van de overtollige geleidingsdraad en connector.
Opmerking: De pocket kan aan de linker- of rechterkant van de
schedel geplaatst worden.
5. Maak op de gewenste locatie een boorgat met een diameter van
14 mm.
Opmerkingen:
▪
Medtronic adviseert om voor het maken van het boorgat een 14-mm
perforator met een rechte rand te gebruiken.
▪
Raadpleeg de technische handleiding bij de StimLoc™-boorgatdop
voor plaatsingsinstructies.
2020-01-01 Nederlands 73