Controleer onderstaande punten wanneer het toestel niet naar behoren functioneert.
WANNEER HET TOESTEL NIET FUNCTIONEERT
Controleer of de stroomonderbreker is uitgeschakeld of de zekering is gesprongen.
ALS HET TOESTEL DE KAMER NIET VOLDOENDE KOELT (OF VERWARMT)
Controleer de filters. Indien
vuil, reinigen.
Controleer of ramen en deu-
ren goed gesloten zijn.
ALS HET TOESTEL GEEN SIGNALEN VAN DE AFSTANDSBEDIENING
ONTVANGT
Controleer of de batterijen
van de afstandsbediening
leeg zijn.
Neem contact op met de onderhoudsdienst wanneer de BEDRIJF-indicator, de SCHAKELKLOK-
indikator en de TEMPERATUURINDICATOR op het indicatorpaneel knipperen.
Controleer de luchtinlaat en de
luchtuitlaat van de buiten-unit
op obstructies.
Een groot aantal mensen in de
kamer kan er de oorzaak van
zijn dat de gewenste tempe-
ratuur niet bereikt wordt.
Probeer het signaal opnieuw te
verzenden door de afstandsbe-
diening goed op het ontvangst-
venster van het toestel te rich-
ten.
N-23
Controleer of de thermostaat
op de juiste stand is ingesteld.
Controleer de kamer op de
aanwezigheid van toestellen
die warmte kunnen afgeven.
Controleer of de batterijen
met de polen in de juiste
richting in de afstands-
bediening zijn gelegd.