6.
Selecteer de gewenste jumper- en DIP-switchinstellingen
(zie "De detector instellen" op pagina 34 voor meer
informatie.
7.
Verwijder de maskers en voeg de stickers toe, indien
nodig. Zie "Het detectie patroon configureren" op pagina
36 voor meer details.
8.
Gebruik voor plafondmontagetoepassingen de SB01-
montagebeugel. SB01-montageposities worden
weergegeven als item 1 in afbeelding 4.
9.
Sluit de voorkant, plaats de schroef in de behuizing en
plaats het afdekplaatje.
Aansluitingen
Zie afbeelding 12.
Tabel 1: Detectoraansluitingen
Aansluiting Label
Verklaring
1, 2
GND,
Voedingsaansluiting (9 t/m 15 V , 12 V
+12V
nominaal)
Alarmrelaisuitgang (33 Ω). Gebruik jumper
3, 4
ALARM
JA om de ingebouwde EOL-weerstand in
serie te plaatsen met het relais. Zie
"Jumpers" hieronder.
Sabotagerelaisuitgang (0 Ω). Gebruik
5, 6
TAMPER
jumper JT om de ingebouwde EOL-
weerstand in serie te plaatsen met de
schakelaar. Zie "Jumpers" hieronder.
7
Looptest
Met deze ingang wordt de LED (looptest
aan/uit) in- en uitgeschakeld. De
looptestmodus kan alleen worden
geactiveerd wanneer de detector zich in de
dagmodus bevindt (pin 8). Actieve hoge of
lage wordt bepaald door SW1-3 (zie "SW1-
3: Polariteit" op pagina 35.
8
Dag /
Met deze ingang wordt de detector
nacht
overgeschakeld in dag- (geheugen wordt
op de LED-indicator getoond) of
nachtmodus (alarmgeheugen wordt
geactiveerd en eerder opgeslagen alarmen
worden gewist). Actieve hoge of lage wordt
bepaald door SW1-3 (zie "SW1-3:
Polariteit" op pagina 35).
Storingrelaisuitgang (33 Ω). Gebruik de
9, 10
Storing
jumper JF om een van de ingebouwde
EOL-weerstanden in serie te plaatsen met
het relais. Zie "Jumpers" hieronder voor de
correcte weerstandinstellingen.
Opmerkingen
•
Ingangen 7 en 8 kunnen alleen worden gebruikt wanneer
SW1-5 is ingesteld op (Extern aan). Zie "SW1-5: Externe
functionaliteit" op pagina 35.
•
De LED is alleen ingeschakeld wanneer SW1-6 is
ingesteld op LED on (LED aan).
In afbeelding 10 wordt uitgelegd hoe u een enkele ingang met
meerdere weerstanden kunt instellen.
Afbeelding 10
(1) Alarmrelais
(2) Alarmingang centrale
(3) Sabotageswitchuitgang
(4) Storingrelais
34 / 54
Ra Alarm EOL-weerstand
Rt
Sabotage EOL-weerstand
Rf
Storing EOL-weerstand
De detector instellen
Zie afbeelding 13 voor locaties van jumpers en DIP-switches.
Jumpers
Met dejumpers stelt u de ingebouwde EOL-mode en waarde
in. Het circuit wordt weergegeven in afbeelding 10.
JA: Ingebouwde alarm EOL-weerstand (Ra) instellen
1 kΩ
4,7 kΩ
(fabrieksstandaard)
Off (Uit): Geen ingebouwde alarm EOL.
JT: Ingebouwde sabotage EOL-weerstand (Rt) instellen
1 kΩ
4,7 kΩ
(fabrieksstandaard)
Off (Uit): Geen ingebouwde sabotage EOL.
JF: Ingebouwde storing EOL-weerstand (Rf) instellen
2,2 kΩ
10 kΩ
Off (Uit): Geen ingebouwde storing EOL (fabrieksstandaard).
J1: Ingang EOL-modus instellen
(Aan): Enkele zone ingang met 3 weerstanden configuratie.
(Uit): Geïsoleerd storingscontact en zone ingang met 2
weerstanden.
Ingang configureren
Als u de ingang wilt instellen, past u de volgende selectie toe.
•
Selecteer de correcte EOL-weerstandwaarden met JA, JT
en JF. Bijvoorbeeld, de instelling van jumper JT bepaalt de
Rt-waarde.
•
Voor geïsoleerde uitgangen, verwijdert u JT en J1(enkel
zone).
•
Verwijder jumpers JA, JT en JF om ingebouwde EOL-
waarden uit te sluiten.(geen ingebouwde
eindweerstanden)
•
Voor dubbellus weerstand configuratie verwijder J1 en
gebruik aansluiting 3 en 6.
Voor een 3 weerstand configuratie ingang met alle ingebouwde
weerstanden ingesteld, kan de ingangsweerstand de volgende
zijn.
P/N 146666999-1-ML • REV J • ISS 07APR21
2,2 kΩ
5,6 kΩ
2,2 kΩ
5,6 kΩ
3 kΩ
4,7 kΩ