Problemen en oplossingen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de aangesloten apparatuur wanneer u problemen hebt met een aangesloten computer of andere
apparatuur.
Gebruik de zelfdiagnosefunctie (pagina 19) als u het probleem niet kunt oplossen met de volgende aanwijzingen.
Probleem
Geen beeld
Het 1 (aan/uit) lampje brandt niet of
het 1 (aan/uit) lampje gaat niet
branden wanneer u op de 1 (aan/uit)
schakelaar drukt.
Het 1 (aan/uit) lampje is groen of
knippert oranje.
KABEL NIET AANGESLOTEN
verschijnt op het scherm.
GEEN INPUT SIGNAAL verschijnt
op het scherm of het 1 (aan/uit)
lampje is oranje of afwisselend
groen en oranje.
BUITEN BEREIK verschijnt op het
scherm.
U gebruikt Windows en hebt een
oude monitor vervangen door deze
monitor.
Bij gebruik van een Macintosh
systeem.
Het beeld flikkert, springt,
oscilleert of is vervormd.
Controleer deze punten
• Controleer of het netsnoer goed is aangesloten.
• Gebruik de zelfdiagnosefunctie (pagina 19).
• Controleer of de videosignaalkabel goed is aangesloten en of alle stekkers goed vastzitten
(pagina 7).
• Controleer of de pinnen van de video-ingang niet zijn verbogen of naar binnen gedrukt.
• Er is een niet-bijgeleverde videosignaalkabel aangesloten. Als u een niet-bijgeleverde
videosignaalkabel aansluit, kan KABEL NIET AANGESLOTEN op het scherm
verschijnen voordat de energiespaarstand wordt geactiveerd. Dit duidt niet op een storing.
• Controleer of de videosignaalkabel goed is aangesloten en of alle stekkers goed vastzitten
(pagina 7).
• Controleer of de pinnen van de video-ingang niet zijn verbogen of naar binnen gedrukt.
x Problemen die worden veroorzaakt door de computer of andere apparatuur
die is aangesloten en niet door de monitor
• De computer staat in de energiespaarstand. Druk op een willekeurige toets op het
toetsenbord of verplaats de muis.
• Controleer of de grafische kaart goed is geïnstalleerd.
• Controleer of de computer is ingeschakeld.
• Start de computer opnieuw op.
x Problemen die worden veroorzaakt door de computer of andere apparatuur
die is aangesloten en niet door de monitor
• Controleer of het videofrequentiebereik binnen de monitorspecificaties valt. Als u een
oude monitor hebt vervangen door deze monitor, moet u de oude monitor opnieuw
aansluiten en de grafische kaart van de computer aanpassen aan het volgende bereik:
Horizontaal: 28 – 61 kHz (SDM-HS53), 28 – 80 kHz (SDM-HS73)
Verticaal: 48 – 75 Hz
• Als u een oude monitor hebt vervangen door deze monitor, moet u de oude monitor
opnieuw aansluiten en de volgende procedure uitvoeren. Selecteer "SONY" in de lijst met
fabrikanten en selecteer "SDM-HS53" of "SDM-HS73" in de lijst met "modellen" in het
Windows-venster voor apparaatselectie. Als de modelnaam van deze monitor niet in de
lijst met "modellen" verschijnt, moet u "Plug & Play" proberen.
• Als u de Macintosh-adapter (niet bijgeleverd) gebruikt, moet u controleren of de
Macintosh-adapter en de videosignaalkabel goed zijn aangesloten (pagina 7).
• Pas de pitch en fase aan (pagina 12).
• Probeer de monitor aan te sluiten op een ander stopcontact, bij voorkeur op een ander
circuit.
x Probleem dat wordt veroorzaakt door de computer of andere apparatuur die
is aangesloten en niet door de monitor
• Raadpleeg de handleiding van de grafische kaart voor de juiste instelling van de monitor.
• Controleer of de grafische modus (VESA, Macintosh 19'' Color, enzovoort) en de
frequentie van het ingangssignaal worden ondersteund door deze monitor. Zelfs als de
frequentie binnen het juiste bereik ligt, hebben bepaalde grafische kaarten een
synchronisatiepuls die te smal is om correct te worden gesynchroniseerd door de monitor.
• Pas de frequentie voor vernieuwen (verticale frequentie) van de computer aan om een
optimaal beeld te verkrijgen.
NL
(wordt vervolgd)
17