Waarschuwing:
• Zorg ervoor dat u de opgegeven bedrading gebruikt voor de verbindingen en er geen externe kracht op de aansluitingen wordt uitgevoerd. Als de aanslui-
tingen niet stevig worden bevestigd, kan er verhitting of brand optreden.
• Zorg ervoor dat u het juiste type van overstroombeveiligingsschakelaar gebruikt. Merk op dat de opgewekte overstroom een gedeelte van de rechtstreek-
se stroom kan bevatten.
Voorzichtig:
• Sommige sites kunnen de installatie van een aardlekschakelaar voor de omvormer vereisen. Indien geen aardlekschakelaar is geïnstalleerd, bestaat er
gevaar op elektrische schok.
• Gebruik niets anders dan de juiste stroomonderbreker en zekering. Het gebruik van zekeringen, kabels of koperen bedrading met teveel capaciteit kan
leiden tot storingen of brand.
Opmerkingen:
• Dit apparaat is bedoeld voor de aansluiting op een stroombron met een maximaal toelaatbare systeem impedantie (zie IEC61000-3-3.) aan het aansluit
punt (stroomvoorzieningskastje) van de gebruikersvoorziening.
• De gebruiker moet ervoor zorgen dat dit apparaat slechts verbonden wordt met een stroombron die aan de bovenstaande vereiste voldoet.
Indien nodig, kan de gebruiker het openbaar elektriciteitsbedrijf vragen naar de impedantie van het systeem bij het aansluitpunt.
9.2. De afstandsbediening en de transmis-
siekabels voor het binnen- en buiten-
apparaat aansluiten
• Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-drads)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor
specificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buitenap-
paraat.
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen
die bij de afstandsbediening zitten.
• Sluit de "1" en "2" op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• Sluit de "M1" en "M2" op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstandbe-
diening. (Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 m met
gebruik van een kabel van 0,75 mm
gebruik dan een 1,25 mm
2
aansluitkabel.
[Fig. 9.2.1] (P.4) MA-afstandbediening
[Fig. 9.2.2] (P.4) M-NET-afstandbediening
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Aafstandsbediening
• 9 tot 13 VDC tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
• 24 tot 30 VDC tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
[Fig. 9.2.3] (P.5) MA-afstandbediening
[Fig. 9.2.4] (P.5) M-NET-afstandbediening
A Niet-gepolariseerd
C Afstandbediening
• De MA- en M-NET-afstandbediening kunnen niet tegelijkertijd of afwisselend
worden gebruikt.
Voorzichtig:
Leg de bedrading altijd zo aan dat de draden niet onder mechanische
spanning staan of te strak worden getrokken. Als dit gebeurt, kunnen dra-
den breken of oververhit raken en brand veroorzaken.
9.3. De elektrische aansluitingen maken
Controleer de modelnaam van de handleiding bevestigd op het deksel de klem-
bedkast met deze vermeld op het typeplaatje.
1. Verwijder de schroeven (2 stuks) waarmee de afdekplaat bevestigd is om de
afdekplaat eraf te halen.
[Fig. 9.3.1] (P.5)
A Schroef om het deksel vast te schroeven (2 stuks)
B Deksel
2. Open de uitduwgaten
(Gebruik hier een schroevendraaier of iets dergelijks voor.)
[Fig. 9.3.2] (P.5)
A Klembedkast
C Haal weg
3. Bevestig de bedrading van de elektriciteitsbron aan de controlekast door
middel van een buffer voor de trekkracht. (Een PG-aansluiting of iets derge-
lijks.) Sluit transmissiebedrading op het transmissieklembed aan doorheen
de uitsparing van de controlekast met een gewone doorvoer.
[Fig. 9.3.3] (P.5)
E Gebruik PG-doorvoer zodat het gewicht van de kabel en externe krachten
geen trekbelasting op de klemaansluiting van de voedingskabel uitoefent.
Borg de kabel met een kabelklem.
F Voedingsdraden
H Gebruik een gewone bus.
All manuals and user guides at all-guides.com
2
ader. Als de afstand meer dan 10 m is,
B TB15
D TB5
B Uitduwgat
G Trekkracht
I Transmissiedraden
4. Sluit de bedrading van de voedingseenheid, aarde, transmissie en afstands-
bedieningseenheid aan.
De klembedkast moet niet worden gedemonteerd.
[Fig. 9.3.4] (P.5)
J Elektriciteitsbron klembed
K Klembord voor binnen transmissie
L Klembed voor afstandsbediening
M Naar eenfase voedingsbron
N Transmissielijn 30 VDC
O Klembed voor buiten transmissielijn (TB3)
P Transmissielijn naar de afstandsbediening, klembed voor binnenapparaat en
BC-controller
[Afgeschermde kabelaansluiting]
[Fig. 9.3.5] (P.5)
A Klembed
C Afschermingsdraad
D De aarddraad van twee kabels worden samen op de S-aansluiting aangeslo-
ten. (Eindaansluiting)
E Isolatietape (om te voorkomen dat de aarddraad in de afgeschermde kabel in
contact komt met de aansluitklem van de transmissiekabel)
5. Nadat de bedrading is voltooid, controleer nogmaals dat er geen speling op
de verbindingen zit, en bevestig het deksel op de klembedkast in de omge-
keerde volgorde van het verwijderen.
Opmerking:
• Bij het bevestigen van het deksel van de klembedkast de kabels of dra-
den niet klemmen. Dit kan leiden tot een risico van onderbreking.
• Bij onderbrenging van de klembedkast, zorg ervoor dat de connectors
op de zijkant van de kast niet worden verwijderd. Als deze verwijderd
zijn, kan er geen normale werking zijn.
9.4. Externe I/O-gegevens
Voorzichtig:
1. De kabels moeten door een isolatiebuis met extra isolatiemateriaal wor-
den afgeschermd.
2. Gebruik relais of schakelaars die voldoen aan de IEC-norm of een ver-
gelijkbare norm.
3. De diëlektrische sterkte tussen toegankelijke onderdelen en het regel-
circuit moet 2750 V of hoger bedragen.
B Ronde aansluitklem
55