• Gebruik bij het zagen van rond of on-
regelmatig gevormd hout een geschikte
kleminrichting die voorkomt dat het
werkstuk verdraait.
• Beveilig lange werkstukken tegen weg-
kantelen aan het einde van het zaagpro-
ces, bijv. met een afrolkolom.
• Laat de zaagbandbeveiliging (5) bij alle
zaagprocessen zo dicht mogelijk naar
het werkstuk zakken (zie "Zaagbandbe-
veiliging heffen en neerlaten").
• Het werkstuk moet altijd met beide han-
den worden geleid en plat op de zaag-
tafel worden gehouden (6). Zo wordt
vermeden dat het bandzaagblad (27)
komt vast te zitten.
• Het werkstuk moet steeds vooruit worden
geschoven met een gelijkmatige druk
die voldoende is om het bandzaagblad
het materiaal probleemloos te laten za-
gen zonder dat het vastloopt.
• Gebruik altijd de parallelle aanslag (20)
voor alle zaagprocessen waarvoor deze
kan worden ingezet.
• Het is beter om een zaagsnede in een
continue passage uit te voeren dan in
meerdere stappen die mogelijkerwijze
een terugtrekking van het werkstuk ver-
eisen. Is desondanks een terugtrekking
niet te vermijden, dan moet eerst de
bandzaag worden uitgeschakeld. Trek
het werkstuk pas terug, nadat het band-
zaagblad (27) tot stilstand is gekomen.
• Bij het zagen moet het werkstuk altijd
aan zijn langste zijde worden geleid.
• Let op! Bij bewerking van smalle werk-
stukken moet absoluut een schuifstok (1)
worden gebruikt. De schuifstok moet al-
tijd onder handbereik aan de daarvoor
bestemde houder aan de zijkant van de
zaag worden bewaard.
• Let op! Na elke nieuwe instelling advise-
ren wij een zaagproef om de ingestelde
maten te controleren.
Inschakelen en zagen
Voorwaarden
• U hebt het apparaat gecontroleerd op
duidelijke gebreken, zoals defecte be-
schermingsinrichtingen, losse, versleten
of beschadigde onderdelen, correcte
plaatsing van schroeven of andere
onderdelen, en u hebt de gebreken ver-
holpen.
• U hebt het bandzaagblad gecontroleerd
op schade en een beschadigd band-
zaagblad vervangen.
• U heeft het apparaat voorbereid en in-
gesteld voor de zaagwerkzaamheden.
• U draagt geen handschoenen.
• U draagt oogbescherming en gehoorbe-
scherming.
Voorafgaand aan inschakeling
1. Schroef het apparaat met 4 bouten
en moeren vast aan de ondergrond.
Daarvoor heeft de apparaatvoet (18)
bij elke hoek een gat voor bouten (niet
in de levering inbegrepen).
2. Steek de stekker van het apparaat in
een stopcontact.
3. Verbind de aansluiting voor de stofaf-
zuiging (17) met een stofzuiger. Scha-
kel de stofzuiger in.
4. Laat de zaagbandbeveiliging (5) tot
deze 2 tot 3 mm boven het werkstuk
staat.
Inschakelen en zagen
1. Schakel het apparaat in met de AAN/
UIT-schakelaar (30). Druk op de
toets I.
2. Wacht tot het bandzaagblad (27) op
volle snelheid gekomen is.
3. Zaag met een gelijkmatig aanvoeren-
de druk en beweging. Beweeg het
werkstuk nooit achteruit zolang het
bandzaagblad loopt.
NL
BE
81