Doe als volgt om met de machine te werken:
• maak de machine steeds vast aan het draag-
stel dat correct gedragen moet worden (zie
par. 6.1.1).
• de machine moet altijd stevig met beide handen
vastgehouden worden, met de motor rechts van
het lichaam en de snijgroep onder gordelniveau.
6.4.1 Werktechnieken
Draadhouder
6.4.1.a
Gebruik ALLEEN nylondraad. Het ge-
bruik van metalen draden, geplastificeerde
metaaldraad of draad die niet geschikt is voor
de kop, kan ernstige verwondingen veroorza-
ken.
Gebruik de machine niet om te vegen,
door de draadhouder te hellen. De kracht van
de motor kan voorwerpen of keitjes tot 15 me-
ter ver wegschieten en schade of verwondin-
gen veroorzaken.
a. In beweging snijden (Maaien)
Ga met een correcte houding te werk, met een
boogbeweging zoals bij traditioneel maaien, zon-
der de draadhouder te hellen (Afb. 22).
Probeer de juiste maaihoogte eerst uit in een
kleine zone, om een uniform maairesultaat te ver-
krijgen door de draadhouder op een constante
afstand van het terrein te houden.
Voor zwaarder werk, kan het handig zijn de draad-
houder ongeveer 30° naar links te laten hellen.
Doe dit niet wanneer voorwerp kunnen
wegspringen die personen of dieren kunnen
verwonden of schade kunnen aanrichten.
b. Precisiesnijden (Recht afsnijden)
Houd de machine lichtjes schuin zodat de onder-
kant van de draadhouder niet in aanraking komt
met het terrein en de snijlijn zich op het gewenste
punt bevindt, waarbij het maaimechanisme altijd
ver van de gebruiker gehouden wordt.
c. Maaien nabij omheiningen / funderingen
Nader met de draadhouder langzaam de omhei-
ning, paaltjes, stenen, muren, enz. zonder kracht
toe te passen (Afb. 23).
Wanneer de draad een omvangrijke hindernis
raakt kan hij breken of verslijten; wanneer hij blijft
steken in een omheining, kan hij bruusk afknak-
ken.
In elk geval kan het snijden rond trottoirs, funde-
ringen, muren, enz. een overmatige slijtage van
de draad veroorzaken.
d. Maaien rond bomen
Loop rond de boom van links naar rechts en nader
de stam langzaam om er niet met de draad tegen
te komen; houd de draadhouder een beetje naar
voren (Afb. 24).
Hou er rekening mee dat de nylondraad kleine
heesters kan doorsnijden of beschadigen en dat
het contact tussen de nylondraad en de stam van
heesters of bomen met een zachte schors de
plant ernstig kan beschadigen.
Mes met 3 punten, 4 punten en 8
6.4.1.b
punten
Begin te maaien van boven de begroeiing en daal
dan af met het maaimes om de takken te snijden
en ze in kleine stukjes te verkleinen (Afb. 25).
Zaagblad (indien toegestaan)
6.4.1.c
Voor het gebruik van het zaagblad (waar
toegestaan) moet altijd de specifieke be-
scherming gemonteerd worden (hfdst. 4.4.2)
Het mes moet altijd scherp zijn om het risico
voor terugslagen te vermijden.
Indien kleine bomen worden geveld,
moet de richting van het vallen van de boom
worden voorzien door ook rekening te hou-
den met de windrichting.
Om een goed resultaat te krijgen bij het vellen
van kleine bomen is het noodzakelijk om te zagen
met een snelle beweging naar de te snijden tak
of stam toe, met de motor aan het maximale toe-
rental.
Vermijd het gebruik van de rechter zone van het
mes omdat in deze zone het risico van terugsla-
gen of het stoppen van het mes hoog is als gevolg
van de draairichting (Afb. 26).
6.4.2 Afstelling van de lengte van de draad
van de draadhouder tijdens het werk
Deze machine is uitgerust met een draadhouder
met halfautomatische vrijgave van de draad.
De lengte van de draad van de draadhouder moet
afgesteld worden:
– wanneer de draad verslijt en korter wordt;
– wanneer men voelt dat de rotatie van
de motor groter is dan normaal;
– wanneer de werkzaamheid van het maaien
vermindert.
NL - 13