7.2. TECHNISCHE GEGEVENS MOTOREN
De motoren van deze pompen kunnen niet met inverter
bestuurd worden. Er zijn zodanige schommelingen in de
frequentie en in de spanning toegestaan dat de som van
de betreffende absolute waarden, met een maximum van
±10% voor de spanning en van ±1% voor de frequentie,
gelijk is aan 10.
DL, DL W/C
Elektrische gegevens
Zie gegevens op het typeplaatje
Beveiliging tegen
oververhitting
- Motorbeveiliging
7.5 kW
- Thermische sonde
>7.5 kW
Aantal starts per uur
- 7.5 kW
- >7.5 kW
Toleranties Spanning
±10%
- 2.2 kW
NL
- >2.2 kW
8. TRANSPORT, INSTALLATIE EN DEMONTAGE
Bij het hanteren en installeren van de pomp
rekening houden met de massa en de vorm van
de pomp. Raadpleeg hiervoor dit boekje met de
gebruiksaanwijzing, de tekeningen, de catalogus en
alle andere bij de pomp behorende documenten.
De pomp moet door gespecialiseerd personeel
verplaatst en geïnstalleerd worden, in
overeenstemming met de geldende wetten.
8.1. TRANSPORT
De elektrische pomp is, naar gelang zijn gewicht en/of
afmetingen verpakt in een kartonnen doos of een houten
kist; in ieder geval vereist het transport geen bijzondere
maatregelen.
Controleer in ieder geval het totale gewicht dat op de
doos is geschreven.
8.2. VERPLAATSING
Voor de pompen te verplaatsen, controleren of
ze losgeschakeld zijn van de voeding
Verplaats de pompen met behulp van de
speciale handgreep, til ze ABSOLUUT NIET
aan de elektrische kabels op.
Naar gelang hun gewicht kunnen de pompen met de hand
of met speciale werktuigen verplaatst worden. In ieder
geval moet altijd de speciale handgreep gebruikt worden.
8.3. INSTALLATIE
Vermijd alle mogelijke handelingen aan de
opgeheven pomp.
De voedingskabel niet beschadigen, stuk
maken, wijzigen, met kracht buigen, eraan
trekken of hem in elkaar draaien, hem bundelen
of er zware lading op zetten.
46
DML(V)
DS
DVS
2.2 kW
Allen
Allen
>2.2 kW
/
/
10
10
10
10
6
7
/
/
/
±10%
±10%
/
-10+6%
/
/
/
±10%
/
/
Met behulp van een megger de isolatieweerstand tussen
de aardingsdraad en de fasen opmeten, met de motor
en de kabels (behalve het deel voor de verbinding met
de elektrische voeding) onder water gedompeld. Als de
isolatieweerstand in de respectievelijke delen onder de
20M is, de pomp laten nakijken. Tijdens de meting, het
deel voor de verbinding met de elektrische voeding ver
van de grond houden.
De volgende aanwijzingen volgen bij de installatie van
de pomp.
-
de pomp moet rechtop tegen een stevig punt aan staan
om te kunnen werken;
-
de pomp moet op een plaats in de put geplaatst worden
waar hij zo min mogelijk aan turbulenties onderhevig is;
-
de leidingen moeten zodanig ondersteund en uitgelijnd
worden dat ze de pomp niet belasten en de effecten
van een eventuele vloeistofstroming in de put niet
ondergaan;
-
de vorming van luchtzakken in de leidingen voorkomen;
-
het wordt aanbevolen om op de persleiding, een
terugslagklep en een afsluitklep te installeren, in
genoemde volgorde;
-
het gebruik van te veel bochten (zwanehalzen) en
kleppen in de installatie vermijden;
-
de handbediende pompen bezitten geen automatisch
werkingssysteem gebaseerd op ingebouwde drijvers.
Om te voorkomen dat de pomp droog werkt, een
automatisch activeringssysteem installeren, zoals
getoond in Fig. 14.2.1.
Er wordt aangeraden de pomp te laten starten als het
water boven het motordeksel staat (H2 Fig. 14.2.1) en
hem af te zetten als het tot aan de motorflens staat
(H1 Fig. 14.2.1).
-
als er elektroden gebruikt worden voor het automatische
activeringssysteem, dan zou door de aanwezigheid van
vuil en olie erop, de pomp met andere waterniveaus
kunnen gaan werken.
-
de installatie van de pomp met een daalinrichting moet
uitgevoerd worden volgens hetgeen in de handleiding
ervan beschreven wordt.
9. ELEKTRISCHE AANSLUITING
De stroomtoevoer van de elektrische pomp dient plaats
te vinden via een elektrisch schakelbord voorzien van
schakelaar, zekeringen en thermische schakelaar afgesteld
op de door de elektrische pomp geabsorbeerde stroom.
Het netwerk moet beschikken over een efficiënte
aardingsinstallatie volgens de bestaande elektrische
normen in het land: deze verantwoordelijkheid ligt bij
de installateur.
Om te voorkomen door de elektrische stroom getroffen te
worden als er een storing optreedt, een aardlekschakelaar
speciaal voor de pomp installeren.
De geel-groene kabel niet op de elektrische voeding
aansluiten: deze kabel mag uitsluitend met de aarde
verbonden worden
Dompel nooit het uiteinde van een kabel of eventuele
kabelverbindingen onder water
De elektrische aansluitingen moeten door een
gekwalificeerd technicus gemaakt worden, in
overeenstemming met de geldende wetten.