Nederlands
gebruik nemen beslist controleren of dit in goede
staat verkeert – zie ook "Voor het starten".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en
de goede werking van de veiligheidsinrichtingen
letten. Motorapparaten die niet meer bedrijfsze‐
ker zijn, in geen geval verder gebruiken. In geval
van twijfel contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer.
Niet in de startgasstand werken – het motortoe‐
rental is bij deze stand van de gashendel niet
regelbaar.
Nooit zonder de op het apparaat en
het snijgarnituur afgestemde
beschermkap werken – kans op letsel
door weggeslingerde voorwerpen!
Terrein controleren: vaste voorwer‐
pen – stenen, metalen delen of iets
dergelijks kunnen worden weggeslin‐
gerd – kans op letsel! – En deze kun‐
nen het snijgarnituur alsmede objec‐
ten (zoals bijv. geparkeerde auto's,
ruiten) beschadigen (materiële
schade).
Bijzonder voorzichtig werken in onoverzichtelijk,
dichtbegroeid terrein.
Tijdens het maaien in hoog struikgewas, onder
bosjes en heggen: werkhoogte met het snijgarni‐
tuur minimaal 15 cm – dieren niet in gevaar bren‐
gen.
Voor het achterlaten van het apparaat: motor
afzetten.
Het snijgarnituur regelmatig, met korte tussenpo‐
zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐
ren:
– Motor uitschakelen, apparaat stevig vasthou‐
den, snijgarnituur tot stilstand laten komen
– Op goede staat en vastzitten controleren, op
scheurvorming letten
– Scherpte controleren
– Beschadigde of botte snijgarnituren direct ver‐
vangen, ook bij zeer kleine haarscheurtjes
Snijgarnituuropname regelmatig ontdoen van
gras en struikgewas – verstoppingen in het
gedeelte van het snijgarnituur of de bescherm‐
kap verwijderen.
Voor het vervangen van het snijgarnituur de
motor afzetten – kans op letsel!
De aandrijfkop/het aandrijfmecha‐
nisme wordt tijdens het gebruik heet.
De aandrijfkop niet aanraken – kans
op verbranding!
84
2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
2.8
Gebruik van maaikoppen
Beschermkap voor snijgarnituur uitbreiden met
de aanbouwdelen die in de gebruiksaanwijzing
staan vermeld.
Alleen beschermkap met volgens voorschrift
gemonteerd mes monteren, zodat maaidraden
op de toegestane lengte worden afgesneden.
Voor het nastellen van de maaidraad bij met de
hand nastelbare maaikoppen beslist de motor
afzetten – kans op letsel!
Verkeerd gebruik met te lange maaidraden ver‐
laagt het werktoerental van de motor. Dit leidt,
door het constant slippen van de koppeling, tot
oververhitting en tot beschadiging van belang‐
rijke delen (bijv. koppeling, en delen van de
kunststof behuizing) – bijv. door het bij stationair
toerental meedraaiende snijgarnituur – kans op
letsel!
2.9
Gebruik van metalen snijgarni‐
turen
STIHL adviseert originele STIHL metalen snijgar‐
nituren te gebruiken. Deze zijn qua eigenschap‐
pen optimaal op het apparaat en de eisen van de
gebruiker afgestemd.
Metalen snijgarnituren draaien zeer snel. Hierbij
ontstaan krachten die op het apparaat, het snij‐
garnituur zelf en op het maaigoed werken.
Metalen snijgarnituren moeten regelmatig vol‐
gens voorschrift geslepen worden.
Ongelijkmatig geslepen metalen snijgarnituren
veroorzaken een onbalans die voor extreme
belasting van het apparaat kunnen zorgen –
kans op breuk!
Botte of verkeerd geslepen snijkanten kunnen
leiden tot een hogere belasting van het metalen
snijgarnituur – kans op letsel door gescheurde of
gebroken delen!
Metalen snijgarnituur na elk contact met harde
voorwerpen (bijv. stenen, rotsblokken, metalen
delen) controleren (bijv. op scheurtjes en vervor‐
mingen). Bramen en andere zichtbare materiaa‐
lopeenhopingen moeten worden verwijderd,
omdat zij bij verder gebruik op elk moment los
zouden kunnen laten en worden weggeslingerd –
kans op letsel!
Wanneer een roterend metalen snijgarnituur een
steen of ander hard voorwerp raakt, kan er vonk‐
vorming ontstaan die onder bepaalde omstandig‐
heden licht ontvlambare stoffen tot ontbranding
0458-434-9421-B