RF60, RF62
6.4
Aansluiten op wisselstroomvoeding
1. Controleer of de spanning op het typeplaatje overeenkomt met de aanwezige
stroomvoorziening.
2. Steek de wisselstroomkabel in het wisselstroomnet.
6.5
Aansluiten op gelijkstroomvoeding
A
LET OP! Gevaar voor schade
• Let bij het aansluiten van de poolklem op de juiste polariteit.
• Om spannings- en vermogensverlies te vermijden, moet de aansluit-
kabel zo kort mogelijk zijn en mag de kabel niet onderbroken wor-
den. Vermijd daarom extra schakelaars, stekkers of
meerwegadapters.
• Maak het toestel en andere elektrische ladingen los van de accu
alvorens de accu met een snellader op te laden. Overspanning kan
de elektronica van het toestel beschadigen.
• Beveilig de positieve aansluiting met minimaal 15 A.
• Als u het toestel aansluit op de voertuigcontactdoos, let er dan op
dat u het contact moet inschakelen om het toestel van stroom te
voorzien.
1. Controleer of de spanning op het typeplaatje overeenkomt met de accuspan-
ning.
2. Bepaal de vereiste kabeldiameter afhankelijk van de kabellengte aan de hand
van de onderstaande tabel:
Kabellengte
≤ 2,5 m
2,5 m – 4,0 m
4,0 m – 6,0 m
3. Sluit de draden aan op een klemmenblok dat via een 15A-zekering met de accu
is verbonden.
4. Installeer een scheidingsschakelaar tussen beide polen.
De minimale isolatieafstand tussen de twee polen bedraagt 3 mm.
NL
Kabeldiameter
2,5 mm²
4,0 mm²
6,0 mm²
Toestel plaatsen en aansluiten
143