5.8 Kinderbeveiligingsinrichting
Deze functie voorkomt dat de kookplaat
onbedoeld wordt gebruikt.
Om de functie te activeren: activeer de
kookplaat met
. Stel geen warmteinstelling
in. Raak
4 seconden aan.
Schakel de kookplaat uit met
Om de functie te deactiveren: activeer de
kookplaat met
. Stel geen warmteinstelling
in. Raak
4 seconden aan.
Schakel de kookplaat uit met
Om de functie voor slechts één
kooksessie te onderdrukken: activeer de
kookplaat met
.
seconden aan. Stel de kookstand in binnen
10 seconden. U kunt de kookplaat bedienen.
Als u de kookplaat uitschakelt met
de functie weer in werking.
5.9 OffSound Control (In- en
uitschakelen van de geluiden)
Schakel de kookplaat uit. Raak
seconden aan. Het display gaat aan en uit.
Raak
3 seconden aan.
branden. Raak
aan van de zone linksvoor
om één van het volgende te kiezen:
•
- de signalen zijn uit
•
- de signalen zijn aan
Om uw keuze te bevestigen moet u wachten
tot de kookplaat automatisch uitschakelt.
Als de functie op
alleen horen als:
6. AANWIJZINGEN EN TIPS
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken
Veiligheid.
6.1 Pannen
Voor inductiekookzones creëert
een sterk elektromagnetisch veld
de hitte in de pannen zeer snel.
66
NEDERLANDS
gaat aan.
.
gaat aan.
.
gaat aan. Raak
, treedt
3
of
gaat
staat, kunt u de geluiden
• u
aanraakt
• Kookwekker naar beneden komt
• Timer met aftelfunctie naar beneden komt
• u iets op het bedieningspaneel plaatst.
5.10 Stroommanagement
• Alle kookzones zijn aangesloten op één
fase. Zie afbeelding.
• De functie wordt geactiveerd als de totale
elektriciteitslading van de kookzones de
maximale elektriciteitslading van de fase
overschrijdt.
• De functie verdeelt het vermogen tussen
de kookzones.
• De functie verlaagt het vermogen naar de
andere kookzones.
• De weergave van de warmte-instelling
4
van de verlaagde zones wisselt af tussen
de gekozen warmte-instelling en de
verlaagde warmte-instelling. Na enige tijd
blijft de weergave van de warmte-
instelling van de verlaagde zones op de
verlaagde warmtestand staan.
Gebruik de inductiekookzones met geschikte
pannen.
• De bodem van de pannen moet zo dik en
vlak mogelijk zijn.
• Zorg ervoor dat bodems schoon en droog
zijn voordat de pannen op de kookplaat
worden gezet.
• Schuif of wrijf de pan niet over het
keramische glas, om krassen te
voorkomen.