PowerLan 200
3 Configuratie
Het hulpprogramma starten:
Om het hulpprogramma te starten, dubbelklikt u op het pictogram PowerPacket
Utility op uw bureaublad.
Hoofdscherm
Op het Main-scherm vindt u een lijst met alle PowerLan-toestellen die zijn
aangesloten op de computer waarop het hulpprogramma draait.
Bovenaan op het scherm vindt u alle lokale PowerLan-toestellen die zijn
aangesloten op de NIC (netwerkinterfacekaart) van de computer. In de meeste
gevallen zal er slechts één toestel te zien zijn. Als er meer dan één toestel is
aangesloten, kan de gebruiker het toestel selecteren en op de knop Connect
klikken. Het statusveld boven de knop duidt aan dat uw PC is aangesloten.
Het onderste paneel geeft alle PowerLan-toestellen weer die zijn gedetecteerd
op het huidige logische netwerk (remote toestellen). Boven dit paneel
verschijnen het aantal gevonden remote toestellen, het type logische netwerk
(Public of Private), en een berichtveld dat de connectiviteit en de scanstatus
aangeeft.
19