Als de lijn tijdens gebruik strak of slap wordt, communiceer dan met de hangende werknemer om vast te stellen of er een
probleem is. Corrigeer problemen voordat u verder gaat.
;
Als de tornspanning afneemt tijdens het neerlaten, heeft de persoon of de lading die wordt neergelaten, een
werkniveau of een obstructie bereikt. Blijf niet tornen zonder met de persoon te communiceren of de neergelaten
lading te controleren. Houd de kabel altijd stevig op spanning. Een slappe kabel kan een vrije val veroorzaken.
De hoek van de reddingslijn moet op ten hoogste 5 graden ten opzichte van verticaal worden gehouden terwijl een
werknemer in het harnas hangt. De werknemer kan ernstig gewond raken bij een schommelval van meer dan 5 graden.
Als de werknemer niet in het harnas hangt en er geen kans is op een val, kan de begeleider voldoende lijn [maximaal 2 ft.
(0,6 m)] vieren, zodat de werknemer comfortabel kan werken. De begeleider moet de lijn zo vasthouden dat er altijd een
lichte spanning op de lijn staat. Zorg voor een constante communicatie tussen de werknemer en de begeleider.
;
De laatste 10 ft (3 m) van de reddingslijn is voorzien van een rode markering en mag niet van de trommel
worden afgewikkeld. Deze lengte biedt de vereiste wikkeling op de trommel om de reddingslijn goed te
verankeren en zorgt ervoor dat de wikkelingsrichting van de reddingslijn correct is. Stop met het vieren van
de reddingslijn wanneer u de rode markering ziet. De reddingslijn moet op de trommel worden gewikkeld
door de tornhendel uitsluitend in de richting "hijsen" (linksom) te draaien. Controleer periodiek of de
reddingslijn gelijkmatig op de trommel wikkelt. Gebruik handschoenen bij het hanteren van de reddingslijn.
3.7
EEN WERKNEMER TERUGHALEN: Communiceer met de werknemer bij de voorbereiding om deze terug te halen
en communiceer tijdens de gehele procedure. Plaats de tornhendel naar keuze in de aandrijfnaaf 4:1 of 9:1, zodat
de tornkracht binnen een comfortabel bereik blijft. Trek de reddingslijn in en haal de werknemer terug. Handhaaf een
gelijkmatige terughaalsnelheid. Als de belasting op de lierhendel plotseling toeneemt, moet u stoppen en de oorzaak
onderzoeken. Bepaal de oorzaak en verhelp het probleem voordat u verdergaat. Na het terughalen ondersteunt u de
lading of de werknemer en koppelt u de reddingslijn los.
3.8
TRAAGHEIDSREM: De digitale lier is voorzien van een constant gekoppelde rem, die een opgehangen lading vasthoudt
wanneer de slinger wordt losgelaten. De rem bestaat uit drie onafhankelijke pallen. Alleen als alle drie de pallen niet meer
werken, zal de primaire rem falen. De lier is voorzien van een secundaire traagheidsrem voor het geval de primaire rem
uitvalt. Als de primaire rem faalt, draait de lier vrij totdat de traagheidsrem inschakelt en de kabel stopt. Er is niet meer
dan 3 ft. (1 m) kabel nodig voordat de traagheidsrem inschakelt.
3.9
LINKSHANDIG TERUGHALEN: De digitale lier kan worden aangepast zodat deze werkt voor linkshandig terughalen. Om
deze aanpassing aan te brengen, verwijdert u de kabelhouderveer en bevestigt u deze met dezelfde bevestigingsmiddelen
in het gat aan het andere uiteinde van de montageplaat. Verwijder de draaghendel door de twee schroeven te verwijderen
waarmee deze aan de lier is bevestigd en monteer deze aan het andere uiteinde van de lier. Gebruik een verwijderbaar
draadborgmiddel zoals Loctite 242 om alle bevestigingsmiddelen vast te zetten. De lier is nu op montagebeugels
gemonteerd met de handgreep aan de linkerkant van de lier.
;
In de linkshandige configuratie komt de kabel van de bovenkant van de trommel, waardoor de
momentbelastingsvereisten veranderen. Zie tabel 1.
3.10 INSTALLATIE KABEL: De lier met doorlopende invoer is geschikt voor kernmantelkabel met een diameter van 1/2 inch
(12 mm) van verschillende lengten. Installatieprocedures kunnen verschillen, afhankelijk van het feit of de kabel aan een
uiteinde wordt afgesloten met een karabijnhaak.
;
Nadat u de kabel in de lier met doorlopende invoer hebt gevoerd, is het wellicht noodzakelijk om het
vrije uiteinde van de kabel onder spanning te brengen terwijl u een last heft, zodat de kabel volledig in de
trommel past.
;
Zorg altijd voor voldoende lengte in de kabel om de lier veilig te kunnen gebruiken zonder dat de
kabellengte opraakt.
ZONDER KARABIJNHAAK: Kabel zonder karabijnhaak kan vanaf beide uiteinden in de lier met doorlopende invoer
worden ingevoerd, afhankelijk van de hoeveelheid kabel die wordt gebruikt:
INSTALLEREN VANAF HET BEGIN VAN KABEL: Zie afbeelding 13.
Stap 1: Zet de lier met doorlopende invoer vast op de juiste verankering (statiefpoot, davitarm, enz.).
Stap 2: Steek het begin van de kabel onder de afstandshouder (13.1A) en tussen de trommel en de bovenrol (13.1B).
Stap 3: Leid de kabel voorzichtig in de lier terwijl u de tornhendel linksom draait. Terwijl de kabel door de lier loopt
(afbeelding 13.2), zorgt u ervoor dat de kabel de lier verlaat over het afstandsstuk (13.2A) en onder de grote bovenste
katrol (13.2B). Het kan nodig zijn om de kabel voor de bovenste katrol te geleiden.
Stap 4: Ga door met het tornen van de hendel en leid het kabeluiteinde over de poelie of kabelgeleider van het davit-systeem.
INSTALLEREN VANAF HET EINDE VAN DE KABEL: Zie afbeelding 14.
Stap 1:Zet de lier met doorlopende invoer vast op de juiste verankering (statiefbeen, davitarm, enz.).
Stap 2: Steek het uiteinde van de kabel boven het afstandsstuk (14.1A) en tussen de trommel en de grote bovenste
katrol (14.1B).
85