• Als de accu is blootgesteld aan een hevige
klap, slaat u deze gedurende de volgende
30 minuten op een veilige locatie op (bijv. in
een metalen kist). Controleer of de accu niet
bol gaat staan en/of oververhit raakt.
• Probeer nooit een accu te manipuleren, modi-
ficeren of repareren.
• Koppel na het gebruik de accu los van de
elektronica van het voertuig. Laat de accu niet
aangekoppeld aan de elektronica wanneer u
het artikel niet gebruikt (bijv. tijdens transport
of opslag). Anders kan diepontlading van
de accu optreden. Hierdoor kan de accu
beschadigd en daardoor onbruikbaar raken!
Daarnaast bestaat een kans op onjuist functio-
neren door storingsimpulsen.
De motor kan onbedoeld worden ingescha-
keld en schade of letsel veroorzaken.
• Beschadig nooit de buitenmantel van de accu.
Steek niet met scherpe voorwerpen in de
accu. Er is kans op brand en explosies!
• Voer gebruikte batterijen na afloop van hun
levensduur af conform de regelgeving en
lever ze in bij gemeentelijke inzamelpunten of
winkels.
Batterijen in de afstandsbe-
diening plaatsen (afb. F)
WAARSCHUWING! Volg de volgende
aanwijzingen op om mechanische en
elektrische schade te vermijden.
Plaats voor het eerste gebruik van het artikel de
meegeleverde batterijen.
1. Schroef met een passende schroevendraaier
(niet meegeleverd) de schroef van het batterij-
vak (2h) aan de onderzijde van de afstands-
bediening (2) los en verwijder het deksel.
2. Plaats twee batterijen (1,5 V
(15) voorzichtig in de batterijhouder. De bat-
terijen moeten zich helemaal in de batterijhou-
der bevinden.
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst.
3. Plaats het batterijvakdeksel op het batterijvak
aan de onderzijde van de afstandsbediening
en schroef het weer vast met de schroef.
Batterijen van de afstandsbe-
diening wisselen
WAARSCHUWING! Volg de volgende
aanwijzingen op om mechanische en
elektrische schade te vermijden.
Als de batterijen niet meer werken, wisselt
u deze zoals omschreven in het gedeelte
"Batterijen in de afstandsbediening plaatsen
(afb. F)". Verwijder de in de afstandsbediening
(2) aanwezige batterijen, voordat u de nieuwe
batterijen plaatst.
Accu laden (afb. G)
U kunt de acculader (3) via de meegeleverde
USB-kabel (6) of door batterijen (niet meegele-
verd) van stroom voorzien en in gebruik nemen.
Let op de schakelaarstand van de schakelaar
(3a). Als de schakelaar op het batterijsymbool
staat, kan er niet via de USB-kabel worden
opgeladen.
1. Schuif de schakelaar (3a) naar USB.
2. Sluit het kabeluiteinde (6a) van de USB-kabel
(6) aan op de USB-C-stekkerverbinding (3c)
van de acculader (3).
3. Steek het andere kabeluiteinde (6b) van de
USB-kabel (6) in een USB-poort van een
ingeschakelde computer of een laadstation
met USB-poort. Het laadcontrolelampje van
de acculader knippert als deze klaar voor
gebruik is.
4. Plaats de accu (7) in de acculader zoals
getoond in afbeelding G.
AANWIJZING: de laadtijd bedraagt ca.
30 - 60 minuten.
5. Het laadcontrolelampje brandt tijdens het
laden ononderbroken en wordt uitgeschakeld
zodra de accu (7) is opgeladen.
6. Koppel na het laden de USB-C-stekkerver-
binding (3c) los van het kabeluiteinde (6a)
van de USB-kabel (6) en neem het andere
kabeluiteinde (6b) van de USB-kabel (6) uit
de USB-poort.
7. Plaats de accu (7) correct in het accuvak (1b)
(zie "Accu in het voertuig plaatsen (afb. H)").
Lader met batterijen gebruiken
U kunt de lader ook zonder USB-kabel gebrui-
ken. Hiertoe moet u voor het gebruik vier batte-
rijen, type 1,5 V
in het batterijvak plaatsen. Ga hiervoor als volgt
te werk:
1. Schroef met een passende schroevendraaier
de schroef van het batterijvak (3b) aan de
onderzijde van de acculader (3) los en verwij-
der het batterijvakdeksel.
2. Plaats de batterijen voorzichtig in de batterij-
houder. De batterijen moeten zich helemaal in
de batterijhouder bevinden.
LR03, AAA)
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst.
3. Plaats het batterijvakdeksel op het batterijvak
aan de onderzijde van de acculader en
schroef het weer vast met de schroef.
Aanwijzing: als de batterijen niet meer wer-
ken, wisselt u deze.
4. Schuif de schakelaar (3a) naar batterij.
Anders kunt u de accu niet met behulp van de
batterijen opladen.
5. Plaats de accu (7) in de acculader zoals
getoond in afbeelding G.
Aanwijzing: de laadtijd bedraagt ca.
30 - 60 minuten.
6. Het laadcontrolelampje brandt tijdens het
laden ononderbroken en wordt uitgeschakeld
zodra de accu (7) is opgeladen.
7. Plaats de accu (7) correct in het accuvak (1b)
(zie "Accu in het voertuig plaatsen (afb. H)").
Accu in het voertuig plaatsen
(afb. H)
Plaats de accu (7) in het accuvak (1b) van het
voertuig (1).
Aanwijzing: zorg ervoor dat u de accu
correct plaatst.
Accu uit het voertuig verwij-
deren (afb. H)
Licht voorzichtig een kant van de accu op en
verwijder de accu uit het voertuig.
Batterijen in de rondeteller
plaatsen (afb. I)
WAARSCHUWING! Volg de volgende
aanwijzingen op om mechanische en
elektrische schade te vermijden.
Plaats voor het eerste gebruik van de rondeteller
(4) de meegeleverde batterijen (16).
1. Schroef met een passende schroevendraaier
2. Plaats de drie batterijen (1,5 V
Aanwijzing: let op de plus-/minpool van de
batterijen en zorg ervoor dat u deze correct
plaatst.
3. Plaats het batterijvakdeksel op het batterijvak
Batterijen van de rondeteller
wisselen
WAARSCHUWING! Volg de volgende
aanwijzingen op om mechanische en
elektrische schade te vermijden.
LR6, AA (niet meegeleverd)
Als de batterijen niet meer werken, wisselt u
deze zoals omschreven in het gedeelte "Batterij-
en in de rondeteller plaatsen (afb. I)". Verwijder
de in de rondeteller (4) aanwezige batterijen,
voordat u de nieuwe batterijen plaatst.
Montage racebaan
Zet zoals getoond in afbeelding J de losse
rechte baandelen (8) en bochten (9/10) naar
wens in elkaar.
Aanwijzing: in afbeelding K ziet u vijf manie-
ren om een racebaan in elkaar te zetten.
Vangrails bevestigen (afb. J)
Voor het eerste gebruik moet u de vangrails
(11/12/13) als afbakening van de rijbaan in de
bijbehorende rechte baandelen (8) en bochten
(9/10) plaatsen.
1. Druk de vangrails in de hiervoor bestemde
Aanwijzing: let erop dat u de passende
vangrails uitkiest voor de betreffende rechte
baandelen of bochten.
2. Steek van onderaf de baanclips (17) in de
Rondeteller monteren
Klem zoals getoond in afbeelding L de rondetel-
ler (4) met de zijdelingse uiteinden vast aan de
houders voor de rondeteller (5).
Afstandsbediening bedienen
1. Houd de afstandsbediening (2) in uw linker-
2. Plaats uw linkerwijsvinger tegen de gashendel
3. Draai met uw rechterhand aan het stuur (2g)
de schroef van het batterijvak (4a) aan de
achterzijde van de rondeteller (4) los en
verwijder het batterijvakdeksel.
(16) voorzichtig één voor één in de batterij-
houder. De batterijen moeten zich helemaal in
de batterijhouder bevinden.
aan de achterzijde van de rondeteller en
schroef het weer vast met de schroef.
gaten om het vulmateriaal in deze gaten naar
beneden door te drukken.
gaten van de vangrail om deze aan het baan-
deel vast te maken.
hand en richt deze naar het voertuig (afb. M).
(2f).
op de afstandsbediening om de richting van
het voertuig te bepalen.
NL/BE
LR6, AA)
25