4. Accu opladen
Voordat u de accu hanteert, moet u absoluut het hoofdstuk
"Accu" en "Oplader" in deze handleiding lezen om beschadiging
te voorkomen. U moet de accu van de fiets opladen voordat u de
elektrische trapondersteuning kunt gebruiken. Sluit de stekker van
oplader aan op een stopcontact van 220 V en sluit de kabel van de
oplader aan op de aansluiting op de accu (23) aan de achterkant van
de fiets, onder de beschermklep. Bovenop de accu geeft het
oplaadlampje aan in hoeverre de accu is opgeladen. Druk op de knop
van het lampje om dit te activeren. Doe het klepje weer dicht als het
opladen klaar is.
5. Installatie van de beveiligingselementen
Verlichting
De verlichting wordt meegeleverd met de fiets en bestaat uit twee
lampen (een witte koplamp voor de voorkant en een rood achterlicht
op de bagagedrager bevestigd) en twee oranje reflectoren die op de
spaken van de wielen zijn bevestigd. De verlichting is een
veiligheidsuitrusting en moet verplicht aanwezig zijn op uw fiets.
Controleer of uw verlichting goed functioneert voordat u de weg opgaat.
•
Witte koplamp met batterij: De lamp is bevestigd aan de
voorkant van de fiets. Gebruik de knop op de lamp om deze aan
of uit te zetten. De lamp gebruikt twee 3 V CR2032-
knoopbatterijen. Om de batterijen te vervangen, verwijdert u het
doorzichtige bovenste deel van de lamp door hard op het lipje
te drukken (waar PUSH op staat) achter de behuizing. Pas op
dat u het lipje niet breekt. Als het doorzichtige deel verwijderd
is, kunt u de twee knoopbatterijen (CR2032) vervangen, let op
de polariteit. Plaats het doorzichtige deel van de lamp weer
terug door op het lipje te drukken en het onderdeel in de
inkeping te duwen.
•
Rood achterlicht met batterij: De lamp is bevestigd aan de
achterkant van de fiets, onder de bagagedrager. Gebruik de
knop in het midden van de lamp om deze aan of uit te zetten.
De lamp heeft een ledlampje en gaat automatisch uit als de fiets
geparkeerd wordt. De lamp gebruikt twee LR6 AAA-batterijen.
229
NL