7.
VOORBEREIDING VAN HET ALARMSYSTEEM VOOR FEKAFOS 280 EN 280 DOUBLE
(Alleen geleverd op bestelling voor Fekabox 200 )
De voorbereiding bestaat uit een vlottersteun, bestaande uit een PP-buis,
200 moet de lengte worden verminderd tot 184 mm.
Neem de lengten die op de afbeelding worden aangegeven nauwgezet in aanmerking.
Laat de vlotterkabel uit de tank komen door de voorgemonteerde kabelklem
ringmoer aan en verbind de kabel met de besturingseenheid. Voor de Fekabox 200 zit er in de
kit die samen met de alarmvlotterdrager wordt overhandigd een extra kabeldoorgang die nodig
is om de kabel uit de vlotter te laten komen.
Alvorens de tank te vullen moet de vlotter met de hand worden bewogen om te controleren of
het alarmsysteem goed functioneert.
Test het volledige systeem met schoon water en ga na of het alarmsysteem alleen ingrijpt bij
een probleem met de pomp of als er geen netstroom is.
Doe hiervoor het volgende:
1.
Vul de tank tot het interventieniveau van de pomp, en schakel de pompvoeding uit. Het
alarmsysteem hoort in deze situatie niet in te grijpen.
2.
Ga door met het vullen van de tank totdat het alarmsysteem geactiveerd wordt. Controleer
of in deze conditie het waterniveau enkele centimeters onder het MAX noodniveau van 510
mm staat voor Fekabox 200, en van 680 mm voor Fekafos 280-280D.
Is deze conditie niet aanwezig, dan moet de kabel tussen de kabelklem en de veiligheidsvlotter worden ingekort.
Het alarmvlottersysteem voor het maximale niveau kan zowel worden beheerd vanaf de panelen van de familie ED, E2D, E-BOX als door Control AS1.
Laatstgenoemde is een elektronische besturingseenheid met een ladingreserve die al een vlotter heeft. (Afb.16 – bladz 153)
8.
EERSTE START
Controleer voordat u de elektropomp start of er geen residuen of ander materiaal in het tanksysteem aanwezig zijn waardoor de
juiste werking van het systeem kan worden beïnvloed.
In deze fase kan de afsluitklep in de inlaatbuis dicht worden gelaten en het opvoerstation worden gevuld met schoon water. Open de afsluitklep
in de persleiding en controleer of de buizen goed vastzitten en perfect dicht zijn. Controleer tevens of de elektropomp correct functioneert. Ga
verder na of de elektropomp vooraangezogen is. Open de afsluitklep in de inlaatbuis en controleer of het station goed functioneert.
De vloeistofstroom die afkomstig is van de diverse gebruikspunten mag geen obstakel vormen voor de juiste werking van de
vlotters in de tank.
Controleer bij systemen met driefasige elektropompen of de waaier in de juiste richting draait. Controleer ook de handleiding van de
elektropomp. Ga na of de interventieniveaus van de vlotters correct zijn, en regel deze eventueel bij naar behoefte van het systeem. Wanneer
er twee elektropompen zijn, moeten de vlotters zo worden geregeld dat de tweede elektropomp start na de eerste, en alleen wanneer deze niet
in staat is om net zoveel vloeistof naar de riolering te stuwen als er arriveert van de diverse gebruikspunten. Zorg dat de vooraanzuiging van de
elektropomp niet kan wegvallen tijdens de werking. Controleer of het aantal starts per uur compatibel is met de kenmerken van de componenten
van het systeem. Controleer of het systeem goed functioneert, en stel het in werking. Sluit de deksel(s) van het station door hem/hen op zijn
plaats vast te schroeven. Zet indien nodig het deksel op zijn plaats vast om opening van het deksel door onbevoegden te voorkomen (zie
hoofdstuk 4.7).
8.1
Werkingsdebiet
Gewaarborgd moet worden dat de vloeistofsnelheid in de persleiding gelijk is aan minstens 0,7 m/s, en lager dan 2,3 m/s.
8.2
Werking
Wanneer de vloeistof in de tank het niveau bereikt waarbij het contact van de bedieningsvlotter van de elektropomp wordt gesloten, start deze
pomp zodat de tank geleidelijk aan wordt geleegd. De elektropomp stopt wanneer de vloeistof het minimumpeil bereikt, hetgeen overeenstemt
met opening van het vlottercontact. Wanneer er twee elektropompen zijn, start de tweede elektropomp na de eerste, maar alleen wanneer deze
niet in staat is net zoveel vloeistof naar de riolering te stuwen als er arriveert van de diverse gebruikspunten. Een van vlotters kan hoger zitten
dan de andere in het pompstation, deze dient om een al te sterk afwijkend vloeistofniveau in de tank te signaleren.
9.
ONDERHOUD
Nadat u het systeem gestart heeft, is het raadzaam het iedere drie maanden te inspecteren en schoon te maken; dit geldt met name voor de
terugslagklep. Dit mag iets minder vaak gebeuren indien de eerste inspecties allemaal een positief resultaat opleverden.
Maak de pomp zorgvuldig schoon en verwijder alle deeltjes die vastzitten op het aanzuigrooster en controleer of de vlotter vrij kan bewegen.
Haal de pomp zo nodig uit de bak.
Het is raadzaam het systeem tenminste eens per jaar schoon te maken met schoon water en de pomp hierbij herhaaldelijk te laten draaien.
NEDERLANDS
afb.15.
Voor Fekabox
, haal de
49
Verkort de
buis voor
Fekabox 200
Afb. 15
ALARMVLOTTER