3.
Neem 2 bouten M4x20 en draai deze in de schroefgangen van de
montagebeugels.
4.
Maak de montagebeugels aan de mast vast.
5.
Schroef de montageplaat met 3 bouten M4x10 vast aan de bodemplaat
van zender en ontvanger.
6.
Bevestig die montageplaten met de montagebeugel.
7.
Herhaal de stappen 3-7 van de „wandmontage".
7.
In gebruik nemen
Sluit voor de afstelling van het infraroodstralen de voedingsspanning aan.
De bedrading van de alarm- en de sabotagelijn kunt u ook na het afstellen
verrichten.
7.1
Grove instelling door laser en LED
Opmerking:
Kijk nooit direct in de laserstraal! De gebruikte laser heeft een vermogen van
<= 5 mW bij een golflengte van 650 nm en valt in de indelingsklasse 3a
(classificatie conform DIN VDE 0837).
1. Schakel de laserschakelaar van de zender in.
2.
Stel de zender horizontaal en verticaal zo in dat de laserstraal centraal op
de ontvanger wijst. De instelling is optimaal als beide LED's van de
ontvanger niet meer branden.
3.
Herhaal ter controle de stappen 1 en 2 met de laser op de ontvanger.
De LED-weergave op de ontvanger geeft u een eerste indicatie over de sterkte van
het ontvangen signaal.
Alarm-LED (rood) en signaal-LED (geel)
Beide LED's UIT
Een LED AAN
Beide LED's AAN
7.2
Fijninstelling door spanningsmeting
1.
Zodra zender en ontvanger vast op de plaats van installatie zijn
gemonteerd, kunt u de fijninstelling van de infraroodstralen door meting
van het spanningsniveau verrichten.
Signaalsterkte
Optimaal
Bijstelling
Nieuwe instelling
33