INSTALLATIE
!
De controller is voorzien van een voedingskabel met
drie draden en een stekker van het internationaal
goedgekeurde type. Gebruik altijd deze voedingskabel
en steek de stekker in een geaard contactstop om
elektrische ontladingen te voorkomen.
In de controller ontwikkelen zich hoge spanningen die
zware beschadigingen of de dood kunnen veroorzaken.
Alvorens installatie- of onderhouds-werkzaamheden uit
te voeren, de controller van de contactstop afkoppelen.
OPMERKING
De controller kan op een tafel of in een speciaal rack
worden geïnstalleerd. In ieder geval moet de koellucht
vrij rondom het apparaat kunnen circuleren. De
controller mag niet geïnstalleerd en/of gebruikt worden
in
ruimten
die
blootgesteld
weersomstandigheden (regen, vorst, sneeuw), stof,
agressieve gassen, of in ruimten met explosiegevaar of
zeer hoog brandgevaar.
Tijdens
de
werking
omgevingscondities aanwezig zijn:
•
temperatuur: van 0 °C tot +40 °C
•
relatieve vochtigheid: 0 - 95% (niet condenserend).
Gebruik voor aansluiting van de controller op de pomp
de speciale kabel van de controller.
OPMERKING
De verbindingskabel van de controller aan de pomp
van de modellen 969-9436 en 969-9536 is op het
achterpaneel van de controller bevestigd.
Voor de overige aansluitingen en de installatie van de
accessoires wordt verwezen naar het hoofdstuk
"Technical Information".
GEBRUIK
In
deze
paragraaf
bedieningswijzen uitgelegd. Voor meer informatie of
procedures die aansluitingen of
betreffen wordt verwezen naar de paragraaf "Use" van
de bijlage "Technical Informations".
Breng, alvorens de controller in gebruik te nemen, alle
elektrische en pneumatische aansluitingen tot stand en
raadpleeg hiervoor de handleiding van de aan te sluiten
pomp.
GEVAAR!
zijn
aan
moeten
de
volgende
worden
de
voornaamste
speciale
opties
Indien de pomp op een tafel is geplaatst, controleren of
deze stabiel staat om letsel aan personen en schade aan
het apparaat te voorkomen. Laat de pomp nooit werken
zonder dat de ingangsflens aan het systeem is gekoppeld
of de afsluitflens is gesloten.
De connector J1 moet met zijn jumper aangesloten
blijven als geen externe aansluiting tot stand wordt
gebracht. De pre-vacuümpomp en de Turbo-V pomp
mogen beide gelijktijdig ingeschakeld zijn.
Bedieningsorganen, controlelampjes en
connectoren van de controller
Hier volgt de beschrijving van het bedieningspaneel
van de controller en van de doorverbindingspanelen.
de
Voor meer informatie wordt verwezen naar het
hoofdstuk "Technical Information".
1. Drukknop voor selectie van de bedrijfswijze LOW SPEED. Is
alleen actief wanneer de bedrijfswijze op het frontpaneel
wordt geselecteerd. Door de knop een maal in te drukken,
draait de pomp op circa 2/3 van de nominale snelheid. Door
de knop opnieuw in te drukken, wordt LOW SPEED
geïnactiveerd.
2. Drukknop voor het zenden van de sturingen START, STOP
of REST. Is alleen actief wanneer de bedrijfswijze op het
frontpaneel wordt geselecteerd. Door de knop een maal in te
drukken wordt de startfase geactiveerd; door de knop
opnieuw te bedienen wordt de pomp gestopt. Als de pomp
automatisch is gestopt ten gevolge van een storing, moet
deze knop een eerste maal worden bediend om de controller
te resetten en een tweede maal om de pomp weer op te
starten.
3. Drukknop voor weergave op het display van de parameters
cycle number, cycle time en pump life.
4. Drukknop voor weergave op het display van de parameters
pump current, pump temperature, pump power en rotational
speed. Is altijd actief, onafhankelijk van de gekozen
bedrijfswijze. Door drukknoppen 3 en 4 gelijktijdig gedurende
ten minste 2 seconden in te drukken, wordt een programma
gestart waarmee enkele bedrijfsparameters kunnen worden
geprogrammeerd.
5. Alfanumeriek display met vloeibare kristallen (LCD):
puntjespatroon, 2 lijnen x 16 karakters.
Frontpaneel van de Controllers
22
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
!
GEVAAR!
OPMERKING
969-9436, 969-9536
87-900-907-01 (B)