• Pomponderdelen
Controleer de waaier, het pomphuis, de nekring,
enz. op eventuele slijtage. Vervang beschadigde
onderdelen.
• Kogellagers
Een draaiende as moet soepel lopen en mag geen
overmatig geluid produceren. Controleer dit door
de as met de hand te draaien. Vervang defecte ko-
gellagers.
In geval van defecte kogellagers of een slecht
functionerende motor dient de pomp doorgaans
grondig te worden nagezien. Dit dient door de fa-
brikant of een vakbekwame reparateur gedaan te
worden.
8. Opsporen van storingen
Vergewis u ervan dat de stroomtoevoer is uitgeschakeld en dat alle roterende delen niet meer
draaien, voordat u een storing gaat op sporen.
Storing
1. Motor start niet. Zekeringen
slaan door en motorbeveiliging
schakelt onmiddellijk uit.
Let op: Start niet opnieuw!
2. Pomp werkt, maar de motor-
beveiliging schakelt na korte
tijd uit.
3. Pomp werkt minder goed dan
normaal en neemt meer
stroom op.
4. Pomp draait, maar levert geen
vloeistof.
9. Afvalverwerking
Na gebruik van deze pomp of onderdelen dienen de
volgende richtlijnen in acht genomen te worden.
1. Neem de overheids- en gemeentelijke richtlijnen
voor afvalverwerking in acht.
2. Als de afvalverwerkende instanties ons product
niet kunnen verwerken, dan kunt u ons product
bij ons inleveren.
7.1 Verontreinigde pompen
N.B.: Indien een pomp is gebruikt voor een vloeistof
die schadelijk voor de gezondheid is, wordt deze
pomp als verontreinigd beschouwd.
Wanneer GRUNDFOS wordt verzocht een pomp in
reparatie te geven, dienen alle gegevens over het
gepompte medium enz. aan GRUNDFOS te worden
overhandigd voordat de pomp aan GRUNDFOS
wordt geretourneerd. Gebeurt dat niet, dan kan
GRUNDFOS weigeren de pomp te repareren.
Eventuele kosten voor het retourneren van de pomp
zijn voor rekening van de klant.
Indien de pomp is gebruikt voor vloeistoffen die
schadelijk zijn voor de gezondheid, dient de aan-
vraag voor een servicebeurt te allen tijde vergezeld
te gaan van gegevens over het gepompte medium.
Oorzaak
a) Onderbreking stroomtoevoer;
kortsluiting; aardfout in kabel of
motorwikkelingen.
b) De zekeringen slaan door, om-
dat ze van het verkeerde type
zijn.
c) Waaier geblokkeerd door vuil.
d) Niveauschakelaar is niet goed
afgesteld of is defect.
a) Het thermisch relais van de mo-
torbeveiliging staat te laag af-
gesteld.
b) Verhoogde stroomopname door
te lage spanning.
c) Waaier geblokkeerd door vuil.
Verhoogde stroomopname in
alle drie fasen.
a) Waaier geblokkeerd door vuil.
b) Verkeerde draairichting.
a) Persafsluiter gesloten of ge-
blokkeerd.
b) Terugslagklep geblokkeerd.
c) Lucht in de pomp.
Oplossing
Laat de kabel en de motor contro-
leren en repareren door een be-
voegd elektricien.
Vervang de zekeringen door het
juiste type.
Maak de waaier schoon.
Controleer de niveauschakelaar.
Stel het relais in overeenkomstig
de specificaties op het typeplaatje.
Meet de spanning tussen de fa-
sen. Spanningstolerantie: ±10%.
Maak de waaier schoon.
Maak de waaier schoon.
Controleer de draairichting en ver-
wissel zonodig twee fasen, zie par.
6.1 Draairichting.
Controleer de persafsluiter; even-
tueel openen en schoonmaken.
Maak de terugslagklep schoon.
Ontlucht de pomp.
Wijzigingen voorbehouden.
39