GEBRUIK VAN DE KLIMAATREGELAAR VAN DE STUURCABINE
1.
U kunt de klimaatregeling inschakelen door de knop (24, Afb. D) rechtsom te draaien in de eerste stand.
2.
Stel de temperatuur af met de keuzeschakelaar (24, Afb. D). U kunt de luchttemperatuur verlagen door deze rechtsom te
draaien.
3.
Stel de ventilatiestand af door de keuzeschakelaar (23, Afb. D) te draaien. Er zijn drie snelheden.
4.
Wanneer u de klimaatregeling wilt uitschakelen, zet u de keuzeschakelaar (24, Afb. D) in de beginstand.
LET OP!
Belemmer de luchtstroom uit de ventilatieopening (36, Afb. D) niet.
OPMERKING
In de cabine zijn vijf ventilatieopeningen aanwezig.
WERKING VAN HET VERLICHTINGSSYSTEEM
U kunt het verlichtings- en signaleringssysteem inschakelen met de schakelaar (17, Afb. E). In de eerste stand worden de
positielichten ingeschakeld, in de tweede stand worden de dimlichten ingeschakeld. Gebruik voor het inschakelen van het grootlicht
de stuurbediening (22, Afb. D), met de functies die in het hoofdstuk Beschrijving van de machine worden beschreven.
INSCHAKELING VAN DE BEDRIJFSVERLICHTING
1.
Als u het verlichtings- en signaleringssysteem voor wilt inschakelen, moet u het hydraulische systeem inschakelen door op de
schakelaar (31, Afb. E) in het onderste deel te drukken.
2.
Gebruik de schakelaar (25, Afb. E) om de bedrijfsverlichting voor en de bedrijfsverlichting van de aanzuigmond in
te schakelen. Als de schakelaar (25, Afb. E) in de stand '0' (helemaal ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt
alle bedrijfsverlichting uitgeschakeld. Als de schakelaar in de stand '1' (ingedrukt in de tussenstand) staat, wordt alle
bedrijfsverlichting voor ingeschakeld. Als de schakelaar in de stand '2' (helemaal ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt
naast de bedrijfsverlichting voor alle bedrijfsverlichting voor de aanzuigmond ingeschakeld.
3.
Gebruik de schakelaar (16, Afb. E) om de bedrijfsverlichting achter in te schakelen. Als de schakelaar (16, Afb. E) in de
stand '0' (ingedrukt in het bovenste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine uitgeschakeld. Als de
schakelaar (16, Afb. E) in de stand '1' (ingedrukt in het onderste deel) staat, wordt alle bedrijfsverlichting achter van de cabine
ingeschakeld.
INSCHAKELING VAN DE NOODLICHTEN
Schakel de noodverlichting in met de schakelaar (21, Afb. D).
AFSTELLING VAN DE BESTUURDERSSTOEL
1.
De bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan horizontaal worden versteld door de hendel (28) naar de buitenkant te zetten totdat de
meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los.
2.
U kunt de vering van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de knop (29) te draaien. Verhoog de hoeveelheid vering door de knop
linksom te draaien, verlaag de hoeveelheid vering door de knop rechtsom te draaien (kijk op de knop).
3.
De hellingsgraad van de bestuurdersstoel (26, Afb. D) kan worden versteld door de hendel (30) omhoog te zetten totdat de
meest comfortabele positie wordt bereikt. Laat de hendel daarna los.
4.
U kunt de hoogte van de stoel (26, Afb. D) afstellen door de hendel (35) te draaien.
DE BLOKKEERSTANG VAN DE AFVALCONTAINER NAAR BINNEN STEKEN
Als er werkzaamheden onder de afvalcontainer moeten worden uitgevoerd, moet de veiligheidsstang als volgt worden geplaatst:
1.
Zet de afvalcontainer helemaal omhoog door het bovenste deel van de schakelaar (24, Afb. E) in te drukken.
2.
Zet de veiligheidsstang in de ruststand (1, Afb. M) naar de voorkant van de machine (in de richting van de pijl) tot de eindslag.
3.
Draai de veiligheidsstang in de stand naar voren (2, Afb. M) naar de grond (in de richting van de pijl).
4.
Laat het uiteinde van de veiligheidsstang (3, Afb. M) op de dop van de hefcilinder (4) steunen.
5.
Als de werkzaamheden zijn voltooid, zet u de veiligheidsstang terug in de ruststand (1) door de punten 2, 3 en 4 in
omgekeerde volgorde uit te voeren.
GEBRUIKSAANWIJZING
RS 2200
33019476(3)2010-02 A
NEDERLANDS
29