Werken met de vergrendeling
U kunt het gebruik van deze eenheid voor
onbevoegden onmogelijk maken.
Als u de vergrendeling wilt gebruiken, moet u
eerst een wachtwoord instellen. Als u dit hebt
gedaan, wordt u op het moment dat u de
eenheid voor de eerste keer na het wijzigen van
de installatie inschakelt (of nadat een lege accu
hebt opgeladen of vervangen) gevraagd het
wachtwoord in te voeren.
LET OP: Denk eraan dat u het ingestelde
wachtwoord niet vergeet. Als dit gebeurt, kunt
u de eenheid namelijk niet meer gebruiken.
Onthoud het wachtwoord dus en schrijf het
indien nodig op papier. U kunt uw wachtwoord
noteren in de daarvoor bestemde ruimte op
het voorblad.
Het wachtwoord registeren
Een wachtwoord bestaat uit 4 tekens.
U kunt voor uw wachtwoord kiezen uit de volgende
tekens: hoofdletters (A t/m Z) en cijfers (0 t/m 9).
1
Druk op beide toetsen en houd deze
gedurende minimaal 2 seconden
ingedrukt.
De eenheid is nu gereed voor het invoeren
van een wachtwoord.
2
Selecteer een teken.
Als u aan de
bedieningsschijt draait, en
wel in deze volgorde:
A
9.......
3
Verplaats de cursor voor het invoeren
van tekens naar de positie voor het
volgende teken.
4
Herhaal stap 2 en 3 tot u alle vier de
tekens hebt ingevoerd.
5
Druk op SEL (selecteren) om het
instellen te voltooien.
Het wachtwoord knippert
gedurende korte tijd op de
display en vervolgens keert
de eenheid terug naar de
normale bedieningsmodus.
Hoe u de meegeleverde CODE-sticker
gebruikt
Plak de meegeleverde CODE-sticker op een
in het oog vallende plaats van de auto om
anderen erop te wijzen dat deze eenheid is
uitgerust met een beveiligingsfunctie en dat
onbevoegd gebruik onmogelijk is.
C..............Z
B
(letters)
2
1
0
(cijfers)
27