Controleer vóór het aansluiten of de specificaties op het ty-
peplaatje overeenkomen met de gegevens van het stroomnet.
• Controleer het apparaat op transportschade. Meld eventu-
ele schade direct bij het transportbedrijf dat het elektrisch
apparaat heeft bezorgd.
• Lange snoeren (verlengsnoeren) moeten worden vermeden.
• Gebruik het elektrisch apparaat niet in een vochtige of natte
ruimte.
• Het elektrisch apparaat mag alleen in daartoe geschikte
(goed geventileerde) ruimtes worden gebruikt.
9. Montage
m Let op!
Het apparaat moet volledig gemonteerd zijn voordat het in ge-
bruik mag worden genomen!
m Controleer vóór het aansluiten van het apparaat of de spe-
cificaties op het typeplaatje overeenkomen met de gegevens
van het stroomnet.
m Waarschuwing! Trek altijd de netstekker eruit, voordat
u instellingen aan het apparaat uitvoert.
9.1 Grondplaat en kolom monteren (afb. 2)
1. Schuif de snelspanner (2) over de kolom (3).
2. Plaats de kolom (3) zo in de grondplaat (1) dat de gelei-
dingspen aan het onderste uiteinde van de kolom (3) in de
groef van de grondplaat (1) vastklikt.
3. Draai de voorgemonteerde bevestigingsschroeven (A) aan
de achterkant van de grondplaat (1) vast met de inbussleutel
(19).
9.2 Parallelaanslag monteren (afb. 3)
1. Schuif de parallelaanslag (16) in de groeven van de grond-
plaat (1).
2. Zorg ervoor dat de schuifblokken onder de vleugelschroeven
voor de parallelaanslag (15) op de groeven zijn uitgelijnd.
3. Verplaats de parallelaanslag (16) naar de gewenste positie
en draai de vleugelschroeven voor de parallelaanslag (15)
vast.
9.3 Montage boorkopbescherming (afb. 2)
1. Plaats de boorkopbescherming (13) in de daarvoor aanwe-
zige boorgaten in het frame.
2. Borg de boorkopbescherming (13) door de schroeven (C)
handvast aan te halen.
9.4 Montage handgreep (afb. 2)
1. Schuif de handgreep (8) op de opname (D), zoals weerge-
geven in afb. 2.
2. Plaats de handgreep (8) zo op de opname (D) dat het vlak-
ke deel op de zijde van de bevestigingsschroef (B) ligt.
3. Haal de voorgemonteerde bevestigingsschroef (B) met de
inbussleutel (19) aan.
9.5 montage diepteaanslag (afb. 2)
Breng de diepteaanslag (7) in de daarvoor aanwezige uitspa-
ring in de behuizing in.
9.6 Montage klemhendel diepteaanslag (afb. 2)
Monteer de klemhendel diepteaanslag (6), zoals weergege-
ven in afb. 2.
9.7 Apparaat op een werkoppervlak monteren
(afb. 3)
Bevestig het apparaat op het werkoppervlak door de grond-
plaat (1) op het werkoppervlak vast te schroeven.
10. Bediening
10.1 Bediening van het display (afb. 4)
• Display in-/uitschakelen:
Druk op de knop (I, 2-3 sec.) totdat het display (9) in- of
uitschakelt.
• Indicatie boordiepte/toerental:
Door op de knop (F) te drukken, kunt u kiezen tussen weer-
gave van het toerental en weergave van de boordiepte op
het display.
• Nulpunt bepalen:
Door op de knop (G) te drukken, kunt u het nulpunt van de
boordiepte bepalen.
• Kruislijnlaser in/uitschakelen:
Door op de knop (H) te drukken, kunt u de kruislijnlaser in-
en uitschakelen.
• Led in-/uitschakelen:
Door op de knop (I) te drukken, kunt u de led in- en uitscha-
kelen.
10.2 Hoogteverstelling (afb. 1)
U kunt de positie van de machinekop aanpassen aan de hoog-
te van het werkstuk of de lengte van het gereedschap.
1. Houd de handgreep (8) vast.
2. Open de klemhendel voor de hoogteverstelling (5).
3. Bepaal de positie van de machinekop met de handgreep (8).
4. Zet de machinekop op deze positie vast met de klemhendel
voor de hoogteverstelling (5).
Let op! In de laagste positie van de machinekop moet u er-
op letten dat deze niet voorbij het uiteinde van de markering
wordt verplaatst.
Borg de machinekop in deze positie met de klemhendel hoog-
teverstelling (5). Als dit niet wordt gedaan, kan de geleiding
beschadigd raken.
10.3 Boordiepte instellen (afb. 1)
Met de diepteaanslag (7) kunt u de boordiepte bepalen.
1. Open de klemhendel voor de diepteaanslag (6).
2. Voer een proefboring uit. Zodra op het display (9) de ge-
wenste diepte wordt weergegeven (zie ook punt 10.9),
draait u de klemhendel voor de diepteaanslag (6) weer vast.
3. De diepteaanslag (7) is nu op de gewenste boordiepte ver-
grendeld.
10.4 Gereedschap vastklemmen/losmaken
(afb. 5+7)
Vastklemmen:
1. Houd de boorkop vast en draai de borgring (K) in de rich-
ting "RELEASE".
2. Draai de spanhuls (L) rechtsom tot het inzetstuk (M) ge-
plaatst kan worden.
3.
NL/BE
41