3. DE INWERKINGSTELLING VOORBEREIDEN
3.2 AANSLUITEN OP DE NETVOEDING
LET OP
De unit moet in de buurt van een geschikt geaard stopcontact worden geplaatst.
■
De stekker moet stevig in het stopcontact zitten.
■
■
Gebruik geen verlengsnoer of adapter en deel hetzelfde stopcontact niet met andere apparaten.
■
Zorg ervoor dat het stroomsnoer nooit verstrikt geraakt.
4. BEDIENING
4.1 GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Modus
Cooling-modus
Dry-modus
Heating-modus
Opmerking: DB - Dry Bulb
•
Binnen deze temperatuurgrenzen worden optimale prestaties geleverd.
•
Wanneer de unit langere tijd boven of onder deze grenzen werkt, kan de systeemdiagnose een storing detecteren
en werkt de unit niet meer correct.
•
Relatieve vochtigheid in de ruimte - minder dan 80%. Als de airconditioner buiten dit bereik werkt, kan het oppervlak
van de airconditioner condensatie aantrekken.
Gebruiksomstandigheden
17 ~ 35 °C DB
13 ~ 35 °C DB
5 ~ 30 °C DB
– 8 –
N L