6 ONDERHOUD
Controleer op losse hardware, waaronder elektrische aansluitingen, en haal ze eventueel
aan. Losse stroomaansluitingen kunnen tijdens het lassen oververhit raken.
Vervang alle versleten of beschadigde stroomkabels en aansluitingen onmiddellijk.
Controleer op gerafelde of gescheurde isolatie, vooral op plaatsen waar geleiders apparatuur
binnenkomen.
De elektrodedraad en alle metalen onderdelen die hiermee in contact komen, zijn tijdens het
lassen elektrisch geladen. Inspecteer deze onderdelen regelmatig op kapotte isolatie en
andere elektrische gevaren.
WAARSCHUWING!
Als niet-geïsoleerde kabels en onderdelen niet worden vervangen, kan een door
een niet-geïsoleerde kabel of onderdeel veroorzaakte boog die in contact komt
met een geaard oppervlak letsel aan onbeschermde ogen of brand veroorzaken.
Lichaamscontact met een niet-geïsoleerde kabel, aansluiting of onbedekte
geleider kan mogelijk tot fatale schokken leiden.
Houd stroomkabels droog, vrij van olie en vet en altijd beschermd tegen schade als gevolg
van heet metaal of vonken.
Verwijder vuil en metalen deeltjes elke week uit de groef van de aandrijfrol; vervang de rol
als deze erg versleten is.
6.2
Draadaanvoer
Bij de aanvoer van zachte draad kunnen de aandrijfrollen metaal van het draadoppervlak
oppikken. Metaalophoping op de rollen kan krassen op de draad veroorzaken, met als
gevolg ongewenste wrijving en een onjuiste aanvoer.
Inspecteer de rollen regelmatig en reinig ze met een fijne borstel. Zorg dat het niet ruw wordt
of dat u de hardheid van de groefoppervlakken in de gegroefde rollen verwijdert. Door
ruwheid kan de draad bekrast raken. Hetzelfde geldt wanneer de ophoping wordt verwijderd.
6.3
Elektromagnetisch ventiel vervangen
Als er geen gasstroom door de draadaanvoereenheid aanwezig is, kan het
elektromagnetische ventiel voor het gas verstopt zitten of een elektrische storing hebben.
Het elektromagnetische ventiel moet dan worden vervangen. Wanneer u de
elektromagneetklep voor gas vervangt, moet de inlaat, met het woord IN of het cijfer "2", naar
de achterkant van de eenheid gericht zijn.
6.4
Oplossen van problemen
Als de lasapparatuur niet goed werkt, inspecteert u deze als volgt:
1. Controleer met alle stroomregelaars in de aan-stand en andere bedieningsmechanismen
op de vereiste instellingen visueel alle stroomkabels en aansluitingen op tekenen van
oververhitting of vonken.
WAARSCHUWING!
Om schokken te voorkomen, mogen de elektrodedraad of onderdelen die
daar contact mee hebben en niet-geïsoleerde kabels of aansluitingen niet
worden aangeraakt.
2. Controleer alle gasslangen, aansluitingen, stromingsmeters en regelaars op mogelijke
bronnen van lekkage, uitval of storing.
0558 012 634
- 248 -
© ESAB AB 2015