-> modus: AUTO
Lichtst.: 40
Aan: 07:00
Uit: 21:00
terug
Selecteer de bedrijfsmodus met de <- toets om de waarde te veranderen. Het -> symbool wordt een * symbool. Nu kunt
u de gewenste bedrijfsmodus voor dit verlichtingscircuit met de ^ en v toetsen instellen. Druk de <- toets opnieuw in,
om de waardeverandering te bevestigen en opnieuw het -> symbool te krijgen.
9.3 Sensortoewijzing
Opdat de lichtbesturing de sensormeetwaarden correct verwerkt, moet u bepalen welke sensor het respectieve
verlichtingscircuit beïnvloedt. Navigeer hiertoe in het hoofdmenu naar het submenu "Instellingen" en daar naar de
"Sensortoewijzing".
-> circuit 1
Circuit 2
Circuit 3
Circuit 4
Instellingen
Sensorwaarden
Daardoor komt u in de volgende weergave:
-> Circuit1: Sensor1
Circuit2: Sensor1
Circuit3: Sensor1
Circuit4: Sensor1
terug
9.4 Instelling van de intensiteit
In het circuitmenu kunt u door te navigeren naar het menupunt "Helderh." en selectie met de <- toets de intensiteit van
het respectieve circuit veranderen.
Wanneer voor dit circuit de AUTO modus geactiveerd is, dan komt de hier ingestelde intensiteitswaarde overeen met de
gewenste waarde in de ruimte. De ingestelde intensiteitswaarde wordt met de meetwaarde van de sensor vergeleken.
Door het dimsignaal op de lampen bij te stellen, probeert de led-lichtbesturing de gewenste intensiteitswaarde te bereiken.
12.15
c
1
*
modus: AUTO
2
3
Lichtst.: 40
150
Aan: 07:00
Uit: 21:00
terug
12.15
150
U kunt maximaal vier sensoren op de lichtbesturing aanslui-
ten. Bepaal hier welke sensor voor de regeling van het
12.15
bijbehorende circuit moet worden gebruikt.
150
52
12.15
c
1
-> modus: DIMMEN
2
3
Lichtst.: 40
150
Aan: 07:00
Uit: 21:00
terug
c
1
2
Basisinstellingen
3
-> Sensortoewijzing
Toets
Tijd
Taal
terug
c
1
2
3