Markeer daarom vóór het maaien alle in
het gazon verborgen vreemde voorwerpen
(hindernissen) die niet verwijderd kunnen
worden.
Vóór het gebruik van het apparaat moeten
alle defecte, versleten en beschadigde
onderdelen worden vervangen.
Onleesbare of beschadigde
waarschuwingsaanwijzingen op het
apparaat moeten worden vervangen.
Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw STIHL vakhandelaar.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt
als het in goede staat verkeert. Controleer
vóór elk gebruik:
– of het apparaat volgens de
voorschriften is gemonteerd.
– of het snijgereedschap en de complete
snij-eenheid (maaimes,
bevestigingselementen,
maaiwerkbehuizing) in onberispelijke
staat verkeren. Er moet vooral worden
gecontroleerd op veilige montage,
beschadigingen (kerven of scheuren)
alsook slijtage.
– of de veiligheidsvoorzieningen
(bijvoorbeeld uitwerpklep, behuizing,
duwstang, motorstopbeugel) in
onberispelijke staat verkeren en goed
werken.
– of de grasopvangbox onbeschadigd en
volledig gemonteerd is; een
beschadigde grasopvangbox mag niet
worden gebruikt.
– of de uitlooprem van de elektromotor
werkt.
Voer indien nodig alle noodzakelijke
werkzaamheden uit of laat dit over aan de
vakhandelaar. STIHL beveelt hiervoor de
STIHL vakhandelaar aan.
102
Schakel de elektromotor nooit zonder
goed gemonteerde messen in. Gevaar
voor oververhitting van de elektromotor!
Raadpleeg de informatie in de
hoofdstukken "Accu" (
4.3) en
"Oplaadapparaat" (
4.4).
4.9 Tijdens het werken
Werk nooit als er zich dieren of
personen, in het bijzonder
kinderen, binnen het gevaarlijke
gebied bevinden.
Werk niet bij omgevingstemperaturen van
minder dan +5°C.
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Werk niet met het apparaat bij regen,
onweer en met name niet bij
blikseminslaggevaar.
Opgelet - kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende mes nooit aan. Blijf altijd uit
de buurt van de uitwerpopening.
Neem steeds de door de duwstang
bepaalde veiligheidsafstand in acht. De
duwstang moet steeds goed gemonteerd
zijn en mag niet veranderd worden.
Gebruik het apparaat nooit met
neergeklapte duwstang.
De op het apparaat geïnstalleerde
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden verwijderd of overbrugd. Zet in
het bijzonder de motorstopbeugel nooit
aan de duwstang vast (bijvoorbeeld door
deze op te binden).
Bevestig nooit voorwerpen aan de
duwstang (zoals werkkleding).
Bij een vochtige ondergrond is er meer
gevaar voor letsel, omdat de gebruiker
minder stabiel staat.
Om uitglijden te voorkomen moet er
bijzonder voorzichtig worden gewerkt.
Indien mogelijk het apparaat niet op een
vochtige ondergrond gebruiken.
Laat het apparaat niet in de regen staan.
Accuvak tijdens het werken altijd gesloten
houden.
Apparaat inschakelen:
Start het apparaat voorzichtig, volgens de
aanwijzingen in het hoofdstuk ¨Apparaat in
gebruik nemen¨. (
12.)
Houd uw voeten op voldoende afstand van
het snijgereedschap.
Het apparaat moet bij het inschakelen op
een vlakke bodem staan.
Het apparaat mag voor het inschakelen en
tijdens het starten niet gekanteld worden.
Start de elektromotor niet wanneer het
uitwerpkanaal niet door de uitwerpklep of
de grasopvangbox is afgedekt.
Herhaaldelijke inschakelingen binnen
korte tijd, in het bijzonder het "spelen" met
de startknop, moeten vermeden worden.
Gevaar voor oververhitting van de
elektromotor!
Werken op hellingen:
hellingen altijd in de dwarsrichting, nooit in
de lengterichting bewerken.
Als de gebruiker bij het maaien in
langsrichting de controle verliest over de
grasmaaier kan hij overreden worden door
het maaiende apparaat.
Wees bijzonder voorzichtig als u op een
helling van richting verandert.
0478 131 9940 B - NL