Voor het menselijke oog is de zichtbaarheid van de laserlijnen
verminderd wanneer de pulsfunctie ingeschakeld is. Voor
werkzaamheden zonder laserontvanger schakelt u daarom de
pulsfunctie uit door de toets 3 opnieuw in te drukken. Wan-
neer de pulsfunctie uitgeschakeld is, gaat de indicatie 2 uit.
Automatisch waterpassen
Werkzaamheden met automatisch nivelleren
Plaats het meetgereedschap op een rechte en stabiele onder-
grond of bevestig het op een in de handel verkrijgbaar fotosta-
tief.
Duw voor werkzaamheden met automatisch waterpassen de
aan/uit-schakelaar 14 in de stand „
Door het automatisch waterpassen worden oneffenheden
binnen het zelfwaterpasbereik van ±4° automatisch gecom-
penseerd. Zodra de laserlijnen niet meer knipperen, is het
meetgereedschap waterpas.
Als automatisch waterpassen niet mogelijk is, bijvoorbeeld
omdat het oppervlak waarop het meetgereedschap staat
meer dan 4° van de waterpaslijn afwijkt, knipperen de laserlij-
nen. Stel in dit geval het meetgereedschap horizontaal op en
wacht het zelfwaterpassen af.
Bij trillingen of veranderingen van plaats tijdens het gebruik
wordt het meetgereedschap automatisch opnieuw genivel-
leerd. Controleer na opnieuw nivelleren de stand van de hori-
zontale en verticale laserlijn in relatie tot de referentiepunten
om fouten te voorkomen.
Werkzaamheden zonder automatisch waterpassen
Duw voor werkzaamheden zonder automatisch waterpassen de
aan/uit-schakelaar 14 in de stand „
terpassen uitgeschakeld is, knipperen de laserlijnen continu.
Als automatisch waterpassen uitgeschakeld is, kunt u het
meetgereedschap in uw hand houden of op een schuine on-
dergrond plaatsen. In de snijlijnfunctie verlopen de twee la-
serlijnen niet meer noodzakelijk loodrecht op elkaar.
Nivelleernauwkeurigheid
Nauwkeurigheidsinvloeden
De grootste invloed oefent de omgevingstemperatuur uit.
Vooral vanaf de grond naar boven toe verlopende tempera-
tuurverschillen kunnen de laserstraal afbuigen.
Omdat de temperatuurverschillen bij de grond het grootst
zijn, dient u het meetgereedschap vanaf een meettraject van
20 meter altijd op een statief te monteren. Plaats het meetge-
reedschap bovendien indien mogelijk in het midden van het
werkvlak.
Naast externe invloeden kunnen ook toestelspecifieke invloe-
den (zoals bijv. val of heftige stoten) tot afwijkingen leiden.
Controleer daarom de nivelleernauwkeurigheid, telkens voor-
dat u begint te werken.
Controleer altijd eerst de hoogte- en nivelleernauwkeurigheid
van de horizontale laserlijn en vervolgens de nivelleernauw-
keurigheid van de verticale laserlijn.
Als het meetgereedschap bij een van de controles de maxima-
le afwijking overschrijdt, dient u het door een Bosch-klanten-
service te laten repareren.
Bosch Power Tools
on".
on". Als automatisch wa-
Hoogtenauwkeurigheid van de horizontale lijn
controleren
Voor de controle heeft u een vrij meettraject van 5 meter op
een vaste ondergrond tussen twee muren A en B nodig.
– Monteer het meetgereedschap dicht bij muur A op een sta-
tief of plaats het op een vlakke en stabiele ondergrond.
Schakel het meetgereedschap in. Kies de snijlijnfunctie
met automatisch waterpassen.
A
– Richt de laser op de nabijgelegen muur A en laat het meet-
gereedschap nivelleren. Markeer het midden van het punt
waarop de laserlijnen elkaar bij de muur snijden (punt I).
A
180˚
– Draai het meetgereedschap 180°, laat het nivelleren en
markeer het snijpunt van de laserlijnen op de tegenoverlig-
gende muur B (punt II).
– Plaats het meetgereedschap – zonder het te draaien –
dicht bij muur B, schakel het in en laat het nivelleren.
A
– Stel het meetgereedschap in hoogte zo af (met behulp van
het statief of indien nodig door er iets onder te plaatsen),
dat het snijpunt van de laserlijnen precies het eerder ge-
markeerde punt II op muur B raakt.
Nederlands | 49
5 m
1 609 92A 25M | (16.2.16)
B
B
B