4.1.3 - bedrading van de ventilator met meerdere toerentallen
bedrading 42EM 05 en 10
Een transformator voorziet de ventilatormotor van 6 toeren-
tallen, waarmee de installateur een grote flexibiliteit heeft
bij het instellen van de luchthoeveelheden. Er kunnen 3
van de 6 beschikbare toerentallen worden geselecteerd,
waarbij rekening moet worden gehouden met de plaatselijke
elektromechanische en elektronische voorschriften (mini-
mum toerental: klem 6, maximum toerental: klem 1).
•
42EM units voorzien van in de fabriek ingebouwde
Carrier regelaar: Fig. 14.
•
Units zonder elektronische regeling: toegang tot 6
mogelijke ventilatorsnelheden van buitenaf op de
klemmenstrook (optie): Fig. 15 (15a = externe aan-
sluiting, 15b = motor).
bedrading voor 42EM 21/22/23 en 42EM 31/32/33: Fig. 16
42EM type 21
42EM type 31
Nul (gezamenlijk)
Wit
1
Fase aangesloten
Rood
2
Niet aangesloten
Blauw
3
Niet aangesloten
Zwart
4
Bedrading informatie:
Min. toerental
= klem 6
Max. toerental
= klem 1
Laag toerental
= rode kabel (14a) L
4.2 - Waterbatterij
4.2.1 - Verwijderen van de batterij
WAARSCHUWING: Schakel de hoofdstroom uit alvorens
werkzaamheden aan de unit uit te voeren.
•
Sluit de afsluiters op de waterslangen.
•
Draai de aansluiting los om de flexibele waterslangen
te demonteren.
•
Verwijder de servomotoren en noteer wat de koel- en
verwarmingskleppen zijn.
•
Verwijder de flexibele condensaatafvoerleiding die
door een slangklem (levering derden) op zijn plaats
wordt gehouden.
•
Verwijder de 2-weg of 4-weg waterregelkleppen.
Afhankelijk van de configuratie kan de koppeling van
de 4-weg klep zijn voorzien van een omschakelthermo-
staat koeling/verwarming. Is dit het geval dan mag deze
niet worden verwijderd.
•
Verwijder de vier bevestigingsschroeven (4 torx schroe-
ven T20). Trek de batterij met condensaatafvoerbak
naar buiten tot de batterij compleet is vrijgekomen.
Haal vervolgens de batterij uit de condensaatafvoerbak.
•
Volg nadat de batterij is vervangen bovenstaande
procedure in omgekeerde volgorde. Zorg dat alle pakkin-
gen worden vervangen en dat de intrede en uittrede
aansluitingen naar de batterij op correcte wijze worden
gemaakt.
•
Tijdens het vullen moet de batterij worden ontlucht.
WAARSCHUWING: Het klephuis moet voorzichtig op
de batterijen worden vastgedraaid (15 N·m is voldoende)
om beschadiging te voorkomen.
44
42EM type 22
42EM type 23
42EM type 32
42EM type 33
Wit
Wit
Blauw
Zwart
Rood
Rood
Zwart
Blauw
Middelste toerental = grijze kabel (14b)
Hoog toerental
= zwarte kabel (14c)
= Fase
OPMERKING: De batterij-aansluiting kan op het werk
worden gewijzigd door de batterij met condensaatafvoer-
bak vanaf de andere kant in de unit te schuiven. Verwijder
hiervoor het paneel. Voor type 3 moeten de waterintrede
en uittrede worden omgedraaid om de gepubliceerde
capaciteit te behalen.
4.2.2 - Plaats van de batterij intrede/uitrede
Water intrede/uittrede, typen 05, 1 en 2: Fig. 18.
Water intrede/uittrede, type 3: Fig. 19.
LET OP: Houd rekening met de richting die de pijl aangeeft
op de kleppen, gebaseerd op de aansluitzijde en het type
klep.
4.3 - Kanaalaansluitingen
Deze zijn vervaardigd van kunststof, brandklasse VO, onge-
veer gelijk aan M1 (Franse standaard). Ze zijn bevestigd
via de binnenzijde van de unit. De kanalen moeten op de
aansluitingen worden bevestigd met ronde slangklemmen of
tape. Schroeven of klinknagels mogen niet worden gebruikt.
WAARSCHUWING: Om een goede lekdichtheid te garan-
deren moet het kanaal helemaal over de aansluiting vallen.
Controleer dat de maximale toevoerluchttemperatuur niet
hoger is dan 60°C.
Til de unit niet op aan de kanaalaansluitingen en zorg dat
ze niet beschadigd worden tijdens transport en montage.
4.4 - optioneel filter en toegang tot het filter
4.4.1 - beschrijving
De Carrier Atmosphera is voorzien van een 85% ASHRAE
gravimetrisch filter (G3) volgens EN 779. Media brand-
klasse M1, stalen frame.
Er zijn verschillende mogelijkheden voor toegang tot het
filter, afhankelijk van de plaats van opstelling:
•
Unit zonder retourluchtplenum: Filter te verwijderen
vanaf de achterzijde van de unit.
•
Unit met retourluchtplenum: Het filter kan worden
verwijderd vanaf de onderzijde.
4.4.2 - Vervangen van het filter
Luchtfilters moeten regelmatig worden vervangen. De
levensduur van het filter is afhankelijk van de mate van ver-
vuiling, die weer afhankelijk is van de plaats van opstelling.
Als vervuilde filters niet worden vervangen kan de drukval
oplopen, waardoor stofdeeltjes los laten en in de toevoer-
lucht terechtkomen. Bovendien zal de capaciteit van de
Atmosphera verminderen door de lagere luchthoeveelheid.
OPMERKING: Let er bij montage boven een verlaagd
plafond op dat de toegang tot en verwijderen van het filter
niet wordt belemmerd door T-liggers.