Boor de afgetekende asdoorvoeringen (1) bij alle drie de wielkappen op de
diameter van het ondersteldraad uit.
Schuif de wielkap (1) enkele millimeter op het onderstelbeen. Schuif het wiel
(2) van bovenaf in de wielkap en schuif het geheel op het onderstelbeen.
Maak het wiel en de wielkap met een stelring (3) vast.
Gebruik borglak voor het beveiligen van de stelringen.
Monteer het neuswiel volgens hetzelfde schema als zopas werd beschreven.
Afb. 30
Afb. 31
Afb. 32
95