8.2
Diagnosemodus verlaten
▶
Druk tegelijk op de toetsen i en + of druk 4 minuten lang
op geen enkele toets.
◁
Op het display verschijnt weer de actuele CV-aan-
voertemperatuur of optioneel, indien ingesteld, de vul-
druk van het cv-systeem.
8.3
Maximale aanvoertemperatuur instellen
1.
Stel onder d.71 de maximale aanvoertemperatuur voor
de CV-functie in.
2.
Stel onder d.78 de maximale aanvoertemperatuur voor
de boilerfunctie in.
8.4
Branderwachttijd instellen
▶
Stel onder d.02 de maximale branderwachttijd in.
Aanwijzing
Om het frequent in- en uitschakelen van de
brander en hierdoor energieverlies te vermij-
den, wordt steeds na het uitschakelen van de
brander voor een bepaalde tijd een elektroni-
sche herinschakelblokkering geactiveerd. De
branderwachttijd is alleen voor CV-bedrijf ac-
tief.
8.5
CV-deellast instellen
▶
Stel onder d.00 de CV-deellast in.
Aanwijzing
Als de diagnosecode op maximale waarde
staat, dan wordt de deellast door de automa-
tische CV-deellastbesturing aan de hand van
de actuele branderbelasting permanent geop-
timaliseerd. Na een onderbreking van de net-
spanningstoevoer of na het indrukken van de
toets ontstoring wordt de actueel vastgestelde
waarde op het maximale vermogen terugge-
zet. Als u een kleinere waarde dan de maxi-
mumwaarde instelt, dan is het automatische
bedrijf buiten werking.
8.6
Boilerlaaddeellast instellen
▶
Stel onder d.77 de boilerlaaddeellast in.
Aanwijzing
Als de diagnosecode op maximale waarde
staat, dan wordt de deellast door de automati-
sche boilerlaaddeellastbesturing aan de hand
van de actuele branderbelasting permanent
geoptimaliseerd. Na een onderbreking van
de netspanningstoevoer of na het indrukken
van de toets ontstoring wordt de actueel vast-
gestelde waarde op het maximale vermogen
teruggezet. Als u een kleinere waarde dan de
maximumwaarde instelt, dan is het automati-
sche bedrijf buiten werking.
0020258614_00 ecoVIT exclusiv Installatie- en onderhoudshandleiding
Aanpassing aan de installatie 8
8.7
Pompnalooptijd en pompmodus instellen
Onder D.01 kunt u de pompnalooptijd instellen.
Onder d.72 kunt u de pompnalooptijd van een aan het pro-
duct direct aangesloten boilerlaadpomp instellen.
Als de boilerlaadpomp aan een regelaar calorMATIC 630 of
auroMATIC 620 aangesloten is, stel de nalooptijd dan aan
de regelaar in.
Onder d.18 kunt u de pompmodi Eco (intermitterend) of
Comfort (verder lopend) instellen.
Bij Comfort wordt de externe CV-pomp ingeschakeld als:
–
de kamerthermostaat via klem 3-4-5 warmte aanvraagt
en
–
de kamerthermostaat of inbouwthermostaat via de klem
7-8-9 een gewenste waarde van de aanvoertemperatuur
boven 30 °C of via eBUS groter dan 20 °C opgeeft en
–
het product zich in de wintermodus bevindt (draaiknop
CV-aanvoertemperatuur niet op linkse aanslag) en
–
de aanlegthermostaat gesloten is.
De pomp wordt uitgeschakeld als:
–
één van de hierboven genoemde voorwaarden niet meer
vervuld is en
–
de pompnalooptijd is afgelopen.
De branderwachttijd heeft geen invloed op de pomp. Als
één van de voorwaarden tijdens de nalooptijd wegvalt, wordt
deze toch beëindigd.
Eco is zinvol om bij erg geringe warmtebehoefte en grote
temperatuurverschillen tussen gewenste waarde warmwa-
terbereiding en gewenste waarde CV-bedrijf de restwarmte
na een warmwaterbereiding af te voeren. Hierdoor vermijdt
u dat woonruimtes te weinig verwarmd worden. Bij warmte-
vraag wordt de pomp na verstrijken van de nalooptijd telkens
binnen 30 minuten één keer gedurende 5 minuten ingescha-
keld.
Als een temperatuursensor in de retour aangesloten is:
Als de retourtemperatuur van het CV-water snel daalt, dan
loopt de pomp (binnen 30 minuten) langer dan de minimale
looptijd van vijf minuten. De modus "intermitterend" kan op
elk moment door de branderstart onderbroken worden en de
pomp loopt in normale CV-functie.
8.8
Opstartgedrag
Bij een warmtevraag gaat het product gedurende ca. 15 se-
conden in de status S.02 (pompvoorloop), daarna wordt de
ventilator gestart (S.01).
Na het bereiken van het starttoerental wordt de gasklep geo-
pend en de brander wordt gestart S.04.
Het product wordt nu afhankelijk van de keteltemperatuur 30
tot 60 seconden met minimaal vermogen gebruikt. Afhanke-
lijk van de afwijking van de gewenste waarde wordt daarna
de berekende gewenste toerentalwaarde ingesteld.
155