2. Verwijder de riemafdekking.
De stuurkabels inspecteren
1. De kabels hebben de juiste spanning wanneer u ze
met de hand 5 mm omhoog of omlaag in de groef op
de stuurbeugel kunt bewegen.
2. Als de kabels te slap zijn gespannen, moet u ze door
een erkende servicewerkplaats laten afstellen.
De parkeerrem controleren
1. Parkeer het product op een harde ondergrond die
afloopt.
Let op: Parkeer het product niet op een grashelling
wanneer u de parkeerrem controleert.
2. Trap het parkeerrempedaal in (A).
3. Zet de parkeerrem vrij terwijl u de vergrendelknop
(B) ingedrukt houdt.
B
A
Let op: Bij R112C, R115C bevindt de parkeerrem
zich aan de linkerzijde. Bij R112C5 bevindt de
parkeerrem zich aan de rechterzijde.
4. Bij R112C5 zet u de versnellingspook in de neutrale
positie (N).
5. Als het product begint te bewegen, moet u de
parkeerrem door een erkende servicewerkplaats
laten afstellen.
516 - 001 - 26.01.2018
B
A
N
6. Bedien het parkeerrempedaal opnieuw om de
parkeerrem uit te schakelen.
Het brandstoffilter vervangen
1. Open de motorkap.
2. Verwijder de 4 schroeven en de beschermkap om
toegang te krijgen tot het brandstoffilter.
3. Gebruik een platte tang om de slangklemmen van
het brandstoffilter te verwijderen.
4. Trek aan de slangeinden om het brandstoffilter te
verwijderen.
5. Duw het nieuwe brandstoffilter in de uiteinden van
de slangen. Gebruik vloeibaar reinigingsmiddel op
de uiteinden van het brandstoffilter om de aansluiting
te vergemakkelijken.
6. Duw de slangklemmen tegen het brandstoffilter.
7. Bevestig de beschermkap met de 4 schroeven.
Het luchtfilter vervangen, R112C,
R112C5
1. Open de motorkap.
2. Maak de knoppen los waarmee het luchtfilterdeksel
vastzit en verwijder het deksel.
85