5
Systeeminstallatie
Uitgangen
Naam
Aansluitklemmen Connector Item
OUT1
TBO.1 3-4
CNP1
OUT2
TBO.1 5-6
—
OUT3
TBO.1 7-8
—
OUT4
TBO.1 9-11
CNV1
TBO.1 12-13
OUT5
—
TBO.1 13-14
OUT6
—
CNBH 1-3
OUT7
—
CNBH 5-7
OUT8
TBO.2 11-12
—
OUT9
TBO.2 9-10
CNIH
OUT11 TBO.2 1-2
—
OUT12 TBO.2 3-4
—
OUT10 TBO.1 1-2
—
Sluit niet aan op de aansluitingen die worden aangeduid als "—" in het veld "Aansluitklemmen".
N L N L N L N
1 2
3 4 5
6 7 8
9 10 11
TBO.1
OUT10
OUT1 OUT2 OUT3
OUT4
Specificatie van bedrading en ter plaatse aan te schaffen onderdelen
Item
Naam
Model en specificaties
Externe
Draad
Gebruik een afgeschermd(e) snoer of kabel met vinyl-coating
uitvoer-
uitgaande
Max. 30 m
functie
Draadtype: CV, CVS of gelijkwaardig
Draadformaat: Gevlochten draad 0,5 mm² tot 1,25 mm²
5.3 Bedrading voor 2-zone-temperatuurregeling
1. Watercirculatiepomp 2 (Zone1 watercirculatiepomp) / Watercirculatiepomp 3 (Zone2 watercirculatiepomp)
Breng elektrische bedrading aan tussen de watercirculatiepompen 2 en 3 en de aansluiting van de betreffende uitgangen. (Raadpleeg "Uitgangen" in 5.2.)
2. Debietschakelaar 2 (Zone1 debietschakelaar) / Debietschakelaar 3 (Zone2 debietschakelaar)
Sluit debietschakelaars 2 en 3 aan op de betreffende aansluitingen. (Raadpleeg "Signaalingangen" in 5.2.)
Stel dip-schakelaars 3-2 en 3-3 in volgens de functie van de individuele debietschakelaars 2 en 3. (Raadpleeg "Functies van Dip-schakelaars" in 5.1.)
3. Thermistor
Sluit voor het monitoren van de Zone1 voorlooptemp. de thermistor aan op THW6-aansluitingen (TBI. 2-7 en 2-8).
Sluit voor het monitoren van de Zone1 retourtemp. de thermistor aan op THW7-aansluitingen (TBI. 2-9 en 2-10).
Sluit voor het monitoren van de Zone2 voorlooptemp. de thermistor aan op THW8-aansluitingen (TBI. 2-1 en 2-2).
Sluit voor het monitoren van de Zone2 retourtemp. de thermistor aan op THW9-aansluitingen (TBI. 2-11 en 2-12).
De maximale lengte van de bedrading van de thermistor is 5 m. Splits de bedrading niet om deze langer of korter te maken, omdat dit de nauwkeurigheid van het monitoren
van de verschillende warmwatertemperaturen door de zones heen kan beïnvloeden.
Als de bedrading te lang is, pas dan de lengte aan door de draad samen te binden.
4. Gemotoriseerde mengklep
Sluit drie draden die van de gemotoriseerde mengklep komen aan op de betreffende aansluitingen, raadpleeg "Uitgangen" in 5.2.
Opmerking: Sluit de signaallijn op open Poort A (warmwaterinlaatpoort) aan op TBO. 1-14 (Open), de signaallijn op open Poort B (koudwaterinlaatpoort) aan op
TBO. 1-12 (Sluit), en de neutrale aansluitdraad op TBO. 1-13 (N).
N
FTC4
TBO.1
12 13 14
Sluiten N Open
23
Watercirculatiepomp 1 uitgang (Ruimteverwarming & SWW) OFF
Watercirculatiepomp 2 uitgang (Ruimteverwarming voor Zone1) OFF
Watercirculatiepomp 3 uitgang (Ruimteverwarming voor Zone2) OFF
3-weg ventiel 1 uitgang
Gemotoriseerde mengklep
Boosterverwarming 1 uitgang
Boosterverwarming 2 uitgang
Boosterverwarming 2+ uitgang
Dompelweerstand
Fout uitgang
Ontdooien uitgang
Boiler uitgang
L
N
L
N L
12 13 14
1 2
TBO.2
Sluiten
Open
OUT11
OUT5
Massieve draad: ø0,65 mm tot ø1,2 mm
L
uit Mengtank
naar Mengtank
OFF
ON
ON
ON
ON
Verwarming SWW
Sluiten
Stoppen
Open
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
OFF
ON
Normaal Fout
Normaal Ontdooien 230V AC 0,5 A Max
OFF
ON
N L
N L
N L
3 4 5
6 7 8
9 10 11
12 13 14
OUT12
OUT9
OUT8
Opmerking:
1. Wanneer de cilinder wordt gevoed via de buitenunit, is de maximale totale
stroom van (a)+(b) 3,0 A.
2. Sluit niet meerdere watercirculatiepompen direct op de uitgangen (OUT1, OUT2
en OUT3) aan. Sluit ze dan aan via (een) relais.
3. Sluit niet de watercirculatiepompen aan op zowel TBO.1 3-4 en CNP1 tegelijkertijd.
4. Sluit een geschikte piekstroombeveiliging aan op OUT10 (TBO.1 1-2),
afhankelijk van de belasting op de locatie.
naar Zone2 verwarmingstoestel
A
Gemotoriseerde mengklep
B
uit Zone2 verwarmingstoestel
Signaal/Max stroom
Max. totale stroom
230V AC 1,0 A Max
3,0 A (a)
230V AC 1,0 A Max
230V AC 1,0 A Max
230V AC 0,1 A Max
230V AC 0,1 A Max
230V AC 0,5 A Max (Relais)
230V AC 0,5 A Max (Relais)
3,0 A (b)
230V AC 0,5 A Max (Relais)
230V AC 0,5 A Max (Relais)
230V AC 0,5 A Max
spanningsloos contact
• 220 - 240V AC (30V DC)
—
0,5 A of minder
• 10 mA 5V DC of meer