19 Transportvergrendeling (haak)
20 Kabelopwikkeling
21 Zaagbereikverlichting
22 Werkstukspaninrichting
23 Instelbare aanslag
24 Borgschroef (van de aanslag)
25 Laseruitgang
26 Pendel beschermkap
27 Werkstukaanslag (weerszijden)
28 Lengteaanslag (omhoog klapbaar)
29 Tafelverbreding
30 Stelschroef van de tafelverbreding
31 Pal voor de vergrendelposities van de
draaitafel
32 Vergrendelgreep (draaitafel)
33 Tafel inlegprofiel
34 Draaitafel
35 Tafel
36 Draaggrepen
37 Schroeven aan de geleidingsrails van de
tafelverbreding
38 Hoek instellen
39 Vergrendelingshendel voor hoekverstelling
40 Vergrendelknop (voor het vergroten van de
hoek met +/- 2 °)
41 Schuifstok
42 Houder van de schuifstok
43 Werkstukspaninstallatie: achterste boorgat
44 Werkstukspaninstallatie: voorste boorgat
45 Spanschroef met schijf
46 Buitenflens
47 Zaagblad
48 Draairichtingspijl op de afdekking van het
zaagblad
49 Binnenflens
50 Zaagbladas
51 Werkstukaanslag instellen:
binnenzeskantschroeven
52 Zagen van een bolle (krom getrokken) plank
6. Uitpakken, montage, plaatsen
en transport
6.1 Uitpakken
Let op!
Draag de zaag niet aan de veiligheidsinrichtingen.
Niet aan de zaaggreep (9) dragen. Voor het
dragen aan beide kanten onder de ondertafel
vastpakken.
Apparaat met behulp van een tweede persoon
naar boven uit de verpakking tillen.
6.2 Tafelverbreding (29) monteren
1. Rechter en linker tafelverbreding uit de
transportverpakking halen.
2. Schroeven (37) aan de geleidingen van de
rechter en linker tafelverbreding eruit
schroeven.
3. Geleidingen van de tafelverbredingen
helemaal in de opname schuiven. De
tafelverbreding met omhoog geklapte lengte-
aanslag (28) op de rechter kant monteren.
4. Apparaat aan de voorpoten optillen,
voorzichtig achterover kantelen en tegen het
kantelen beveiligd plaatsen.
5. Schroeven (37) aan de geleidingen weer
vastdraaien.
6. Apparaat aan de voorpoten vastpakken,
voorzichtig voorover kantelen en neerzetten.
7. Gewenste tafelbreedte instellen en
tafelverbredingen met stelschroeven (30)
vastzetten.
6.3 Plaatsing
Voor het veilige werken moet het apparaat op een
stabiele ondergrond worden bevestigd.
– Als ondergrond kan of een vast gemonteerd
werkblad of werkbank worden gebruikt.
– Het apparaat moet ook tijdens het bewerken
van grotere werkstukken veilig staan.
– Voor ieder zaagproces dient u erop te letten, dat
de machine veilig staat.
– Lange werkstukken dienen met geschikt
toebehoor extra te worden ondersteund.
Opmerking:
Voor mobiel gebruik kan het apparaat op een
triplex- of multiplex plaat (500 mm x 500 mm,
tenminste een dikte van 19 mm) worden
vastgeschroefd. Tijdens het gebruik moet de
plaat met een bankschroef op een werkbank
worden bevestigd.
1. Apparaat vastschroeven op de ondergrond.
2. Transportvergrendeling (19) uithaken.
3. Transportvergrendeling (18) los maken:
zaagkop zaaggreep (9) een beetje naar
beneden drukken en vasthouden.
Transportvergrendeling (18) eruit trekken.
4. Zaagkop langzaam naar boven zwenken.
6.4 Transport
Let op!
Transporteer de zaag niet aan de
veiligheidsinrichtingen. Niet aan de zaaggreep
(9) dragen. Het zaagblad moet voor het transport
door de spaankap (6) worden verdekt.
Gevaar!
Apparaat uitschakelen, netstekker uit het
stopcontact trekken, wachten totdat het apparaat
stil staat.
1. Draaitafel in de 0°-positie draaien,
vergrendelgreep (22) voor de draaitafel vast
draaien (zie hoofdstuk 7.5).
2. Hoek van de kantelarm tot de verticale positie
op 0° zetten, vergrendelingshendel (39) voor
het instellen van de hoek is vast draaien (zie
hoofdstuk 7.4).
3. Bij een naar boven gezwenkte zaagkop, de
zijbescherming (12) van links op het
tafelinlegprofiel (33) plaatsen en naar benden
drukken. Controleer de juiste bevestiging.
4. Veiligheidsvergrendeling (8) drukken en de
zaagkop aan de zaaggreep (9) helemaal naar
beneden zwenken
5. Transportvergrendeling (19) inhaken.
6. Transportvergrendeling (18) helemaal erin
drukken.
7. Stelschroeven (30) los draaien,
tafelverbredingen (29) helemaal erin schuiven
en met de stelschroeven (30) vergrendelen.
8. Apparaat aan beide zijden, aan de
draaggrepen (36) optillen en dragen.
7. Het apparaat in detail
7.1 Aan-/uit-schakelaar van de zaag
Motor inschakelen: aan-schakelaar (11) drukken.
Motor uitschakelen: uit-schakelaar (10) drukken.
7.2 Aan-/uit-schakelaar van de
zaagbereikverlichting
(Tijdens het gebruik als kap- en verstekzaag)
Verlichting van het zaagbereik aan- en
uitschakelen.
Gevaar!
De lichtstraal niet op ogen van personen of dieren
richten.
7.3 Aan-/uit-schakelaar van de
zaaglaser
(16)
(Tijdens het gebruik als kap- en verstekzaag)
Zaaglaser aan- en uitschakelen.
De zaaglaser markeert een lijn links langs de
zaagsnede. Probeer het uit om aan de
positionering te wennen.
Gevaar!
LASERSTRALEN
NIET IN DE STRAAL KIJKEN
LASER KLASSE 2
EN 60825-1:2014
P<1mW, λ=650nm
7.4 Hoekverstelling
(Tijdens het gebruik als kap- en verstekzaag)
Na het losmaken van de vergrendelingshendel
(39) kan de zaag traploos tussen 0° en 45° naar
links ten opzichte van de loodrechte positie
worden ingesteld (38).
Druk tijdens het instellen op de vergrendelknop
(40) om ook een hoek van maximaal 47° naar
links ten opzichte van de loodrechte positie c.q.
tot 2° naar rechts ten opzichte van de loodrechte
positie in te stellen.
Gevaar!
Om ervoor te zorgen dat de hoek tijdens het
zagen niet kan veranderen, moet de
vergrendelingshendel (39) van de kantelarm
worden vastgedraaid.
7.5 Draaitafel
(Tijdens het gebruik als kap- en verstekzaag)
Voor versteksneden kan de draaitafel na het
losmaken van de vergrendelgreep (32) en het
drukken van de pal (31) 52° naar links of 52° naar
rechts worden gedraaid. Op deze manier wordt
de zaaghoek ten opzichte van de aanleunrand
van het werkstuk veranderd.
Bij omhoog geschoven pal (31) vergrendelt de
draaitafel in de hoeken 0°, 15°, 22,5°, 31,6° en
45°. Bij een helemaal teruggeschoven pal (31) is
de vergrendelfunctie gedeactiveerd.
Gevaar!
Om ervoor te zorgen dat de verstekhoek tijdens het
zagen niet kan veranderen, moet de
vergrendelgreep (32) van de draaitafel (ook in de
rustposities!) worden vastgedraaid.
7.6 Werkstukaanslag
(Tijdens het gebruik als kap- en verstekzaag)
De werkstukaanslag (27) ondersteunt het
werkstuk aan beide zijden van de zaagsnede.
De werkstukaanslag (27) verhindert, dat een
werkstuk tijdens het zagen kan worden bewogen.
De werkstukaanslag moet tijdens het gebruik
altijd gemonteerd zijn.
De instelbare aanslag (23) aan de
werkstukaanslag moet voor schuine zaagsnedes
na het losdraaien van de borgschroef (24)
worden verschoven.
Let erop, dat de instelbare aanslag (23) juist
ingesteld is en het werkstuk zo goed mogelijk
ondersteunt, zonder met het zaagblad of de
pendel beschermkap in contact te komen. Met
borgschroef (24) vergrendelen.
7.7 De parallelle aanslag
(Tijdens het gebruik als tafelcirkelzaag)
De montage van de parallelle aanslag (7)
geschiedt op de boventafel (13). De borgschroef
moet naar voren gericht zijn. De parallelle
aanslag kan na losdraaien van de borgschroef
worden afgenomen en omgezet.
(17)
7.8 Boventafel
(Tijdens het gebruik als tafelcirkelzaag)
De boventafel (13) kan in hoogte worden versteld
om de zaaghoogte aan te passen.
.
8. Ingebruikname
8.1 Spaanzak / afzuiginstallatie
aansluiten
Gevaar!
Sommige soorten houtstof (bijvoorbeeld van
beuken-, eiken- en essenhout) kunnen bij
inademing kankerverwekkend zijn.
– Werk alleen met een gemonteerde spaanzak of
een geschikte afzuiginstallatie.
– Gebruik bovendien een stofmasker omdat niet
al het zaagstof opgevangen c.q. afgezuigd
wordt.
– Maak de spaanzak regelmatig leeg. Draag
tijdens het legen een stofmasker.
NEDERLANDS nl
31