5. Vóór inbedrijfstelling
Controleer of de gegevens vermeld op het ken-
plaatje overeenkomen met de gegevens van
het stroomnet alvorens het gereedschap aan te
sluiten.
Waarschuwing!
Verwijder altijd de netstekker uit het stop-
contact voordat u het gereedschap anders
afstelt.
5.1 Montage van het spuitpistool (fi g. 2/3/4)
•
De aftrekeenheid (14) is door een bajonetafs-
luiting van de pistooladapter (7) verbonden
met het handvat (15).
•
Open de afsluithendel (4).
•
Leid de aftrekeenheid (14) met een draaibe-
weging in het handvat.
•
Sluit de afsluithendel.
•
Steek de stijgbuis (11) op de aansluiting (10).
•
Schroef het reservoir vast aan de aftrekeen-
heid.
6. Bediening
6.1 Voorbereiding van de stof
Voor de verwerking met het verfsproeipistool
moet de verf meestal worden verdund. Aanwij-
zingen voor sproeibare verdunning vindt u niet
altijd op de verpakking van het materiaal. Richt u
daarom ook op de viscositeitstabel (viscositeit =
dikvloeibaarheid van de stof).
6.1.1 Meten van de viscositeit (fi g. 5)
1. Vóór de meting moet u de stof grondig door-
roeren.
2. De viscositeitsmaatbeker (8) moet compleet
in de stof worden gedompeld.
3. Vervolgens tilt u de viscositeitsmaatbeker
(8) uit het mengsel en stopt u de tijd, die de
vloeistof nodig heeft om compleet door te
lopen. Zodra de draad scheurt moet u de tijd
stoppen. Voer dit proces zo vaak uit, tot u de
noodzakelijke viscositeit heeft bereikt.
Dit is de "Uitlooptijd in seconden" (zie 11. Visco-
siteitstabel).
6.1.2 Mondstukdiameter
De grootte van het gebruikte mondstuk en mond-
stuknaald is afhankelijk van de viscositeit van
de stof. Al naargelang viscositeit gebruikt u het
mondstuk met Ø 2,0mm (kleur: rood, voor lagere
Anl_TC_SY_400_500_SPK9.indb 81
Anl_TC_SY_400_500_SPK9.indb 81
NL
viscositeit) resp.het mondstuk met Ø 2,5mm
(kleur: zwart, voor hogere viscositeit). De mond-
stuknaald in het apparaat is geschikt voor beide
mondstukdiameters.
6.2 Werken met het verfsproeipistool (fi g. 6)
Aanwijzing! Bedek alle oppervlakken die moeten
worden beschermd tegen verf/sproeimateriaal
met afdekkingen - ook in de ruimte omgeving van
de werkplek. Een fi jne nevel van verf/sproeimate-
riaal kan zich in ruimtes en in de openlucht in de
verdere omgeving verspreiden en zich afzetten
op oppervlakken.
•
Schroef het reservoir (12) van het verfspro-
eipistool.
•
Al naargelang de bewerking moet de stijgbuis
(11) worden uitgericht.
•
Sproeiwerkzaamheden bij liggende objecten:
stijgbuis (11) naar voor draaien.
•
Sproeiwerkzaamheden bij verhoogde objec-
ten: stijgbuis (11) naar achter draaien.
•
Sproei het reservoir voor het sproeimateriaal
nooit helemaal leeg. Wanneer de stijgbuis
niet meer is ondergedompeld in het sproei-
materiaal, dan breekt de straal af en ontstaat
er een niet gelijkmatig oppervlak.
•
Wanneer u de meting van de viscositeit heeft
uitgevoerd zoals beschreven in punt 6.1.1,
dan zet u het reservoir (12) op een papieren
ondergrond en giet u de voorbereide stof erin,
en daarna schroeft u het reservoir (12) vast
aan het verfsproeipistool.
•
Het verfsproeipistool mag alleen op een vlak
en schoon oppervlak worden neergelegd.
Anders bestaat er kantelgevaar!
•
Draai na elke reiniging (z. 8.1) of verandering
van de straalvorm (z. 6.3) de wartelmoer (1)
vast, om te vermijden dat er verf uitloopt tus-
sen wartelmoer en luchtklep (2).
6.3 Instelling van het gewenste sproeibeeld
(fi g. 7)
Aan het verfsproeipistool kunnen al naargelang
toepassing drie verschillende straalvormen wor-
den ingesteld.
Draai de wartelmoer (1) los en draai de luchtklep
(2) in de gewenste positie. Draai daarna de war-
telmoeren weer vast.
- 81 -
07.06.2018 08:29:25
07.06.2018 08:29:25