BEDIENINGSELEMENTEN
lingsfase niet te lang aarzelt om overver-
hitting en, als gevolg daarvan, beschadi-
ging van de overbrengingsriem te vermij-
den.
OPMERKING
het verstandig uw voet niet op dit pedaal
te laten rusten.
4.22 VERSNELLINGSPOOK
Deze pook heeft zeven standen die overeenstemmen met vijf versnellingen vooruit, de stand
om de versnelling in zijn vrij te zetten «N» en de achteruitrijversnelling «R». Om van de ene
versnelling naar de andere te schakelen moet u het pedaal (4.21) half intrappen en de pook
overeenkomstig de gegevens die op het plaatje staan in de gewenste versnelling zetten.
LET OP!
te gebeuren.
Hydrostatische aandrijving
4.31 REMPEDAAL
Dit pedaal stelt de rem van de achterwielen in werking.
4.32 KOPPLINGPEDAAL
Dit pedaal stelt het aandrijfsysteem voor
de wielen in werking en regelt de snelheid
van de machine, zowel bij het voor- als bij
het achteruit rijden.
– Om de machine vooruit te laten rijden
dient het pedaal met de punt van de
voet in richting «F» geduwd te worden;
hoe meer druk er op het pedaal wordt
uitgevoerd, hoe hoger de snelheid van
de machine.
– De achteruitversnelling wordt in werking
gesteld door met de hak op het pedaal
in richting «R» te drukken.
– Als het pedaal wordt losgelaten komt
het automatisch weer in de vrije stand
«N» terug.
– De "Vrije" stand «N» wordt aangegeven
doordat het controlelampje brandt
(4.10.e).
Tijdens het rijden is
Het inschakelen van de achteruitrijversnelling dient bij stilstand
N
4.22
3 4
1 2
R
4.31
4.32
N
R
19
NL
5
F