f Overbelastingsbeveiliging
Bij voortdurende overbelasting
schakelt de thermische schake-
laar in de transformator het
apparaat uit. Na een afkoelings-
tijd van 15 tot 30 minuten scha-
kelt de thermische schakelaar
automatisch weer in.
f Beveiligingsautomaat
3 Bedieningselementen
Afbeeldingen op de laatste
pagina's van deze gebruik-
saanw zing.
1. Tijdschakelklok
2. Draairegelaar (traploos) voor
het instellen van de oplaad-
stroom
3. Ampèremeter
voor
stroom
4. Controlelamp
5. Toepassings–keuzeschakelaar
Start
Normal
(toetsfunctie)
6. Spanningskeuzeschakelaar
12 V – 0 – 24 V
7. Hoofdschakelaar
8. Beveiligingsautomaat
9. Beveiligingsautomaat
4 Accu's laden
Telkens voor het laden de draairege-
laar (2) op linker aanslag (laagste
oplaadstroom) zetten en de oplaad-
stroom op de ampèremeter (3) afle-
zen.
Als deze hoger dan 5 A is, moet de
acculader onmiddell k worden uit-
geschakeld en door de Bosch-servi-
cedienst worden gecontroleerd!
De geadviseerde maximale oplaad-
capaciteit bedraagt 210 (100) Ah.
Normaal laden
via tijdschakelklok
1. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
2. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op "0" (UIT) zetten.
Nederlands
3. Accuklemmen op de juiste
polen van de accu vastklem-
men:
– rode klem op de pluspool
– zwarte klem op de minpool
Wanneer bij het aansluiten
van
flinke vonken ontstaan, is
de accu niet met de juiste
poling aangesloten.
4. Stel keuzeschakelaar (5) in op
Normal
F Keuzeschakelaar mag niet in
een andere stand staan!
5. Draairegelaar (2)
aanslag zetten!
(laagste oplaadstroom)
6. Tijdschakelklok
gewenste oplaadtijd instellen.
oplaad-
7. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op stand "12 V" resp. "24 V"
draaien.
8. Hoofdschakelaar (7) inschake-
len.
9. Oplaadstroom via de draairege-
laar (2) op de door de accufabri-
kant vermelde waarde instellen.
F B het instellen van de accu-
stroom moeten de gegevens
van de accufabrikant in ieder
geval in acht worden geno-
men!
De laadstroom dient bij
deze toepassing niet groter
te zijn dan 10% van de
accu–capaciteit (Ah).
Voorbeeld:
Bij een accu van 100 Ah hoort bij
deze toepassing een maximale
laadstroom van
100 Ah x 0,1 /h = 10 A
10. Oplaadstroom doorlopend con-
troleren op de ampèremeter (3).
F Het opladen moet worden
gestopt zodra gasvorming bij
de accu optreedt!
Na voltooiing van het laden:
11. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
12. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op "0" (UIT) zetten.
13. Accuklemmen van de accu ver-
w deren.
de
oplaadklemmen
op
linker
(1)
op
de
Snelladen via tijdschakelklok
F Snel opladen mag uitsluitend
gebeuren met een accu die
getest is en correct werkt.
F B het instellen van de accu-
stroom moeten de gegevens
van de accufabrikant in ieder
geval in acht worden geno-
men!
F Het gevaar bestaat dat de
accu wordt vernietigd door
overmatige oplading.
Daarom moet bij deze toepas-
sing het opladen voortdurend
worden
gecontroleerd
altijd beslist op tijd met de
hand worden gestopt!
Het snel opladen vindt plaats zoals
beschreven bij normaal opladen.
De laadstroom dient bij
deze toepassing niet groter
te zijn dan 100% van de
accu–capaciteit (Ah).
Voorbeeld:
Bij een accu van 45 Ah hoort bij
deze toepassing een maximale
laadstroom van
45 Ah x 1 /h = 45 A
Bijladen
Na afloop van de ingestelde oplaad-
tijd schakelt het oplaadapparaat
over op bijladen
.
De tijdschakelklok is nu bui-
ten werking.
F Het gevaar bestaat dat de
accu wordt vernietigd door
overmatige oplading.
Daarom moet bij deze toepas-
sing het opladen voortdurend
worden
gecontroleerd
altijd beslist op tijd met de
hand worden gestopt!
De bijlaadstroom is afhankelijk van
de spanning van de accu en
bedraagt 3 A bij 12 V (5 A bij 24 V).
Na voltooiing van het laden:
1. Hoofdschakelaar (7) uitschake-
len.
2. Spanningskeuzeschakelaar (6)
op "0" (UIT) zetten.
3. Accuklemmen van de accu ver-
w deren.
23
en
en