2
Exploitatie
2.6 Bedrijf op een
modelbaan
2.6.1 Aansluiting van de sporen
Om spanningsverlies op de model-
baan te voorkomen moeten de rail-
lassen altijd goed op elkaar aansluiten.
Om de 2 à 3 meter moet de voeding
opnieuw op de rails gezet worden.
Daarbij zijn de aansluitklemmen 5654
aan te raden.
32
2.6.2 Berijden van hellingen
In tegenstelling tot het grote voor-
beeld kunnen met een modelbaan
ook grotere hellingen bereden wor-
den. Normaal moet een helling maxi-
maal 3 procent zijn. In extreme geval-
len is maximaal 5 procent mogelijk,
maar dan moet reke-ning gehouden
worden met een even-redig verlies
aan vermogen. Het begin en het
einde van de helling moeten altijd
gerond worden. Het verschil in de
helling tussen twee tenminste
300 mm lange railstukken mag maxi-
maal 1 à 1,5 procent bedragen.