Achterpaneel
*Schakel alle komponenten uit alvorens de aansluitingen tot stand te brengen.
5 Ingangskeuzeschakelaar (input
selector) & indikators
Draai de schakelaar naar de stand die
overeenkomt met de ingangsbron die u
wenst weer te geven, bijvoorbeeld tuner,
tape 1, CD, balanced of aux.
Het indikatorlampje voor de gekozen
ingangsbron licht op.
6 Tape 2 monitorschakelaar &
indikator
source: Voor weergave van het geluid van
een
bron
die
ingangskeuzeschakelaar
gekozen. Het LED indikatorlampje
licht niet op.
tape:
Voor weergave van het geluid van
tape 2. Het LED indikatorlampje
licht op
7 Dempingstoets (muting)
(op de afstandsbediening)
Druk hierop om de geluidsweergave via de
luidsprekers te dempen (tot 0 dB) wanneer
de telefoon gaat e.d. Om de oorspronkelijke
geluidssterkte te herstellen, drukt u op de
ingangskeuzetoetsen
of
niveauregeltoetsen ( ˙ / ¥ ). Wanneer de
dempingsfunktie is ingeschakeld, geeft de
geluidssterkte-aanduiding 0 dB aan.
8 Balansregeltoets (balance)
Deze toets wordt gebruikt om de balans
tussen de linker en rechter kanalen in te
stellen.
Druk op de balanstoets (zodat het LED
balanslampje oplicht) en druk dan op de
niveauregeltoetsen ( ˙ / ¥ ).
De gekozen balansinstelling wordt in het
uitleesvenster aangegeven.
De balans is instelbaar van – 6 dB tot + 6 dB
in stapjes van 1 dB.
9 Lagetonen/hogetonenklankkleur-
regelaars (bass/treble)
Deze twee klankkleurregelaars – bass en
treble – kunen gebuikt vvorden om een
"vlakke" frekwentierespons te verkrijgen of
een klankkleur waar uw voorkeur naar
uitgaat. Met de bass regelaar worden de
lage frekwenties en met de treble regelaar
de hoge frekwenties ingesteld.
0
q
w
Druk op de bass (of treble) toets (zodat het
bass of treble LED indikatorlampje oplicht)
en druk dan op de niveauregeltoetsen
( ˙ / ¥ ).
U kunt de lage tonen (of de hoge tonen) van
twee stapjes lager (–1 of – 2) tot twee
stapjes hoger (+1 of +2) instellen.
● Als u de klankkleur niet binnen 10
sekonden bijregelt, dooft het betreffende
LED lampje en kunt u alleen weer de
geluidssterkte bijregelen.
met
de
is
Achterpaneel
0 Luidsprekeraansluitingen
Verbind de linkerluidspreker met "SPEAKER
L" en de rechterluidspreker met "SPEAKER
R". Kontroleer dat de luidsprekers goed zijn
aangesloten.
Let op: Kortsliuting van een van de
luidsprekeraansluitingen met de behuizing,
aarde of signaalkabels kan de versterker
beschadigen. De zekering brandt door door
kortsluiting
de
sluitingen. Schakel de versterker altijd uit
alvorens luidsprekerkabels of signaal-
kabels te verbinden of te ontkoppelen.
Let op: De luidsprekeruitgang is ge-
balanceerd. Verbind geen komponent met
ongebalanceerde ingang (bijvoorbeeld een
spektrum analyser en bepaalde elektro-
statische luidsprekers).
q Gebalanceerde ingangsaansluiting
De gebalanceerde ingang wordt met XLR
stekkers verbonden overeenkomstig de IEC
specificaties.
PIN 1: GND (aarde)
PIN 2: +
PIN 3: –
w Aardaansluiting (GND)
Sluit de aarddraad van de draaitafel aan op
deze aansluiting.
e Audiosignaalaansluitingen
●
Ingangsaansluitingen (AUX)
Sluit de uitgangsaansluitingen van een
videorecorder op deze aansluitingen
aan.
e
van
de
luidsprekeraan-
– 19 –
0
r
t
y
●
CD ingangsaansluitingen
Sluit de LINE OUT uitgangsaansluitingen
van de kompakt disk speler aan op deze
aansluitingen.
●
Tuneringangsaansluitingen
(TUNER)
Sluit de uitgangsaansluitingen van een
tuner op deze aansluitingen aan.
●
TAPE 1 PLAY/REC aansluitingen
Sluit de uitgangsaansluitingen (LINE OUT)
van het cassettedeck aan op de PLAY
aansluitingen de sluit de ingangsaan-
sluitingen (LINE IN) aan op de REC
aansluitingen.
●
TAPE 2 MONITOR PLAY/REC
aansluitingen
Deze aansluitingen worden gebruik voor
aansluiting van een tweede cassettedeck.
Sluit de uitgangsaansluitingen (LINE OUT)
van het cassettedeck aan op de PLAY
aansluitingen en sluit de ingangs-
aansluitingen (LINE IN) van het deck aan
op de REC aansluitingen.
r AC IN netuitgang (Zie pagina 18.)
t Hoofdspanningsschakelaar
(POWER) (Zie pagina 18.)
Druk op de ON kant van deze schakelaar
om de spanning in (standby) te schakelen.
Opmerking:
Laat
deze
schakelaar ingeschakeld (ON).
y Zekeringhouder (Zie pagina 18.)
Kopiëren van een cassette
U kunt de cassette kopiëren die in het deck
dat met de TAPE 1 aansluitingen is verbonden
op een cassette in het deck dat met de TAPE
2 aansluitingen is verbonden. Kopiëren van
TAPE 2 naar TAPE 1 is niet mogelijk.
1. Stel het weergavedeck (TAPE 1) in de
weergavefunktie en het opnamedeck
(TAPE 2 MONITOR) in de opname-
funktie. Stel het opnameniveau als
vereist in. (Zie de gebruiksaan-wijzing
van beide decks.)
2. Druk de ingangskeuzeschakelaar in de
tape 1 stand en druk de tape 2 monitor-
schakelaar op source.
spannings-