Herunterladen Inhalt Inhalt Diese Seite drucken

Wielvlucht Instellen; Spoor Instellen - Reely ROAD Devastator R32 Bedienungsanleitung

1:8 gp truggy 4wd rtr
Inhaltsverzeichnis

Werbung

Verfügbare Sprachen

Verfügbare Sprachen

c) Wielvlucht instellen
De wielvlucht kenmerkt de hoek van de wielen t.o.v. de verticale as.
Negatieve wielvlucht
(bovenzijde wielen wijst naar binnen)
Negatieve wielvlucht aan de voorwielen verhoogt de dwarsstabiliteit van de wielen in bochten, de besturing reageert directer, de stuurkrachten worden kleiner.
Tegelijkertijd wordt het wiel in de asrichting op de fusee gedrukt. Daarmee wordt de axiale lagerspeling uitgeschakeld, het rijgedrag wordt rustiger.
Negatieve wielvlucht aan de achterwielen vermindert de neiging van de achterkant van het voertuig om in bochten te oversturen. De instelling van een negatieve
wielvlucht verhoogt de slijtage aan de binnenkanten van de wielen. Dit effect kan echter gecompenseerd worden door de instelling van een toespoor.
Het wijzigen van de wielvlucht in een positieve richting naar een positieve wielvlucht vermindert de dwarsstabiliteit van de banden.
Wielvlucht aan de voor- en achterwielen instellen
De spanschroeven voor de veerinstelling van de wielvlucht bevinden zich in de bo-
venste wieldraagarmen.
• Draai de spanschroef van de bovenste wieldraagarm met de klok mee: De boven-
kant van het wiel wordt naar binnen getrokken in de richting van "negatieve wiel-
vlucht".
• Draai de spanschroef van de bovenste wieldraagarm tegen de klok in: De boven-
kant van het wiel wordt naar buiten gedrukt in de richting van "positieve wielvlucht".
Let op een evenwichtige instelling van de dwarsstabiliteit van de voor- en achteras
omdat verschillen een over- of onderstuurd rijgedrag tot gevolg kunnen hebben.
d) Spoor instellen
De sporing duidt de positie van de wielen t.o.v. de rijrichting aan.
Tijdens het rijden worden de wielen door de rolweerstand vooraan uit elkaar gedrukt
en staan daarom niet meer exact parallel t.o.v. de rijrichting. Ter compensatie kunnen
de wielen van het stilstaand voertuig zo ingesteld worden dat ze vooraan lichtjes naar
binnen wijzen. Dit toespoor zorgt tegelijkertijd voor een betere zijdelingse geleiding
van de banden en zodoende voor een directere reactie van de besturing.
Als u een zachtere reactie van de besturing wenst, kan dit via de instelling van een
naspoor bereikt worden, d.w.z. de wielen van het stilstaand voertuig wijzen naar bui-
ten. Een spoorhoek van 0° aan de vooras zorgt voor een prima bestuurbaarheid op
zowat elke ondergrond.
Een spoorhoek van meer dan 3° toespoor leidt tot problemen bij het hanteren en een
lagere snelheid.
Voor een grove instelling van het spoor kunnen de buitenste spoorstangen op de stuurplaat op twee andere bevestigingspunten (2) worden geschroefd.
Hierdoor wordt ook de Ackermann-hoek veranderd. Spanschroeven (1) voor het afzonderlijk instellen van het spoor van de voorwielen bevinden zich in de
rechter en linker spoorstang, tussen de stuurhevel en de stuurplaat.
Het toespoor van de voorwielen mag niet meer zijn dan 4°!
Voorspoor (a):
Stelschroeven (1) naar voren draaien verlengt de buitenste spoorstangen, het wiel wordt door de spoorstangarm
achter naar buiten gedrukt. Deze instelling leidt er toe dat de binnenzijde van de banden sneller slijt.
Naspoor (b):
Stelschroeven (1) naar achter draaien verkort de buitenste spoorstangen, het wiel wordt door de spoorstangarm
achter naar binnen getrokken. Deze instelling leidt er toe dat de buitenzijde van de banden sneller slijt.
108
Positieve wielvlucht
(bovenzijde wielen wijst naar buiten)
2
1
a
b
¦ ¦

Werbung

Inhaltsverzeichnis
loading

Inhaltsverzeichnis