Let bij de dosering van de reinigings- of onder-
houdsmiddelen op de aanbevolen hoeveelheden
van de fabrikant.
Vul het vuilwaterreservoir eerst met water en dan
met reinigings- of onderhousdmiddelen om
schuimvorming te vermijden.
Laat tijdens het vullen met water nog plaats over
voor de hoeveelheid reinigings- of onderhoudsmid-
del zodat het "MAX"-vulpeil van het verswaterre-
servoir niet wordt overschreden.
Hulp bij storingen
Storingen hebben vaak een eenvoudige oorzaak die u
met behulp van het volgende overzicht zelf kunt oplos-
sen. Bij twijfel of bij storingen die niet worden vermeld
kunt u zich wenden tot de erkende klantendienst.
Accu wordt niet geladen
Laadstekker/netstekker niet correct aangesloten.
Laadstekker/netstekker correct aansluiten.
Apparaat kan niet worden ingeschakeld
Accu is leeg.
Apparaat opladen.
Controleer of de laadkabel nog in het apparaat
steekt.
Laadkabel loskoppelen omdat bedrijf met aange-
sloten laadkabel niet mogelijk is.
Led-foutweergave
Onderste led knippert bij het inschakelen van het appa-
raat en het apparaat start niet.
Accu is leeg.
Apparaat opladen.
Alle leds knipperen tegelijkertijd aan snel tempo.
Apparaat heeft een motorblokkering (bijv. door te
hoge druk op de walsen of door rijden tegen een
wand/hoek).
Schakel het apparaat uit en opnieuw in.
of
Gebruik van foute of defecte voeding.
Gebruik de originele voeding of vervang de defecte
voeding.
De drie leds branden na elkaar gedurende 1 seconde.
Apparaat te heet tijdens het gebruik (bijv. bij ge-
bruik bij hoge omgevingstemperaturen).
Neem een pauze en laat het apparaat afkoelen.
Wanneer het apparaat ook wordt uitgeschakeld:
Neem een pauze en laat het apparaat afkoelen.
het apparaat kan pas opnieuw worden ingescha-
keld wanneer het voldoende is afgekoeld.
Walsen zijn te droog
Walsen zijn niet voldoende bevochtigd.
Bevochtiging van de walsen door meermaals heen
en terug rijden op dezelfde plaats.
Apparaat neemt geen vuil op
Geen water in het verswaterreservoir.
Water bijvullen
Schoonwaterreservoir is niet correct in het apparaat ge-
plaatst.
Verswaterreservoir zodanig plaatsen dat het vast
in het apparaat zit.
Borstelwalsen ontbreken of zijn niet correct gemon-
teerd.
Borstelwalsen monteren of de walsen tot de aan-
slag op de walshouder draaien.
Borstelwalsen zijn vervuild of versleten.
48
Borstelwalsen reinigen.
of
Borstelwalsen vervangen.
Het reinigingsmiddel werd vergeten, fout gedoseerd of
er werd een fout reinigingsmiddel gebruikt
Gebruik alleen reinigingsmiddel van KÄRCHER en
let op de juiste dosering.
Vloerkopafdekking niet correct gemonteerd
Controleer of de vloerkopafdekking juist zit. Hier-
voor de afdekking verwijderen en opnieuw plaat-
sen.
Er wordt schuim in de vloerkop en op de
Tip
Tijdens het bedrijf is het normaal dat er wat schuim in de
vloerkop ontstaat. Dit heeft geen invloed op de werking.
Alleen bij overmatig schuim (bijv. schuimstrepen op de
vloer) zijn verdere maatregelen nodig.
Fout reinigingsmiddel of foute dosering.
Gebruik alleen reinigingsmiddel van KÄRCHER en
let op de juiste dosering.
Het apparaat verwijdert vuil aan de hand van de reini-
gingswalsen. Hierbij verzamelen zich vuil en resten van
reinigingsmiddelen van vloerbedekkingen in het vuilwa-
terreservoir. Onder bepaalde omstandigheden kan hier-
door schuim ontstaan.
Reinig de walsen grondig met water om vuil en de
resten van reinigingsmiddelen te verwijderen.
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Bij veel schuim FoamStop voor het begin van de
reiniging in het lege vuilwaterreservoir doen. Let op
de doseerinstructies op het etiket op de fles.
Geen goed reinigingsresultaat
Walsen zijn vuil.
Walsen reinigen.
Walsen zijn niet voldoende bevochtigd.
Bevochtiging van de walsen door meermaals heen
en terug rijden op dezelfde plaats.
Fout reinigingsmiddel of foute dosering.
Gebruik alleen reinigingsmiddel van KÄRCHER en
let op de juiste dosering.
Er zijn resten van ongeschikte reinigingsmiddelen op de
bodem.
Reinig de walsen grondig met water om de resten
van het reinigingsmiddel te verwijderen.
Reinig de bodem met het apparaat en propere wal-
sen zonder reinigingsmiddel te gebruiken. Hierdoor
worden de resten van het reinigingsmiddel van de
bodem verwijderd
– 13
NL
bodem gevormd